ReadScapes


Fysieke Opstelling
van Luidsprekers en Luisterplaats

door ThingMan, 1998-2005
herziene versie: ©2018 - 17 januari - ThingMan


Problemen bij muziekweergave in luister- en/of woonruimtes zijn heel vaak voor het grootste deel terug te voeren op een gebrekkige en/of ongunstige luidsprekeropstelling. Het vinden van de juiste opstelling voor luidsprekers en luisterplek is zodoende de allerbelangrijkste basis voor een goed geluid in de muziekruimte.

Luidsprekerplaatsing heeft invloed op de klankbalans, op de kwantiteit en de kwaliteit van de bas, op de fysieke breedte en diepte van het geluidsbeeld, op de weergave van ambiënte opnamekenmerken, op de helderheid en verstaanbaarheid van het middengebied, op de articulatie en op de instrumentenplaatsing en diens focusering.
Ja, waarop eigenlijk niet...?

Dit gegeven is gemakkelijk hoorbaar te maken door flinke veranderingen (decimeters) aan te brengen in de huidige positionering.
In de meeste gevallen zal hierdoor de weergave nogal veranderen.
Bij verdere experimenten hiermee zal op een gegeven moment, als gevolg van steeds kleiner wordende variaties in de opstelling (centimeters), een nieuwe muzikale correctheid en naadloze harmonische integratie van het geluid hoorbaar kunnen worden.
Dit neemt verder toe naarmate de optimale plaatsing nadert. Het is alsof er, vanaf een gegeven luisterpositie, een punt in de kamer is waar het geluid van de beide luidsprekers ideaal 'samenvalt', samenvloeit en zowel harmonisch als klankmatig 'klopt'.
Op deze plaats is het zelfs alsof de muzikale presentatie meer is geworden dan de som der delen!

Dit is de "sweetest spot" en brengt je als het goed is de "sound bubble" die een belangrijk onderdeel van onze zoektocht is...


De optimale opstelling van luidsprekers is zo fundamenteel belangrijk, dat er nog een tweede, iets recenter artikel aan is gewijd.
Dat is
HIER te vinden.




Wat is die opstelling precies?

Van meet af aan zou je duidelijk moeten zijn dat een optimale opstelling altijd een samenspel en balans is tussen twee variabelen:

de gekozen plaats van de luidsprekers en
de gekozen plaats van de luisterstoel


Verschuivingen van één van beide variabelen kan en zal vrijwel altijd tot duidelijke veranderingen van de weergave leiden. De moeilijkheid van het vinden van een juiste opstelling is daarom voor een deel gelegen
in het beste compromis tussen deze twee variabelen.

Als je uiteindelijk die optimale plek voor de luidsprekers en je luisterpositie hebt gevonden -- de plek waar zaken klankmatig op hun plaats lijken te vallen -- schrijf daarvan dan de exacte coördinaten op, voordat je weer verder experimenteert met het verfijnen van of zoeken naar een betere opstelling! Het kan naderhand moeilijk zijn — frustrerend moeilijk zelfs — om die oude plek, die zo gek nog niet bleek te zijn in vergelijking met veel andere plekken, weer terug te vinden:
het gaat dan vaak om centimeters en niet om decimeters!
Om halve dB's en niet om 10dB tegelijk....

Als de luidsprekers dan eenmaal op die plaats staan waar het klankmatig het meest lijkt te 'kloppen', wacht nog het spel van verfijning van de luidsprekerpositie: kleine variaties in hun onderlinge afstand en daarmee de afstand tot de zijwand; kleine stapjes naar voren of naar achteren; kleine wijzingingen in de mate van het in- of uitdraaien van de speakers, en -- bij sommige luidsprekers -- kleine variaties in de hellingshoek achterover.

Als je er tenslotte in bent geslaagd om de optimale plaats of "sweet spot" te lokaliseren en bovenstaande verfijningen te maximaliseren, blijkt het systeem tot leven te kunnen komen op een manier die je mogelijk nog niet eerder hoorde van je eigen systeem in je eigen ruimte.


Het mooiste van dit alles is natuurlijk
dat zulke verbeteringen-van-formaat geen geld hoeven te kosten!


Anderzijds moet je er ook niet vreemd van opkijken als dit hele proces zomaar een paar maanden in beslag kan nemen. Vergeet immers niet dat deze "ultieme locatie" niet alleen
gevonden moet worden. Hij moet ook als beste kunnen worden bestempeld in vergelijking met alle andere locaties die in dezelfde ruimte in aanmerking kunnen komen!

Meettechnisch zal het verschil tussen een gunstige en een ongunstige positie het meest zichtbaar tot uiting komen in een meting van het frequentieverloop onder 350Hz.
Zo'n meting zal evenwel niet de ruimtelijke en ambiënte kenmerken in het geluidsbeeld kunnen blootleggen. Als referentie en bij fijnafstemmingen van met name de laagweergave en van losse subwoofers is het niettemin zinvol en verstandig om laagfrequente verschillen aan de hand van metingen te kunnen optimaliseren.

De grafiek (rechts) van het frequentieverloop (SPL, ofwel 'sound pressure level') van een niet geoptimaliseerde luidsprekeropstelling laat een ongunstig meetresultaat zien.

De stevige piek van 14dB op 43Hz hoeft op zichzelf niet eens zo problematisch te zijn, maar hij wordt ook onmiddellijk gevolgd door een diepe dip van maar liefst 30dB, die bij 57Hz zijn maximale diepte bereikt.

Met name de combinatie van een (niet eens zo sterke) piek, die onmiddellijk daarna overgaat in een diepe dip, is funest voor de laagweergave als geheel.
Het contrast tussen de piek en de dip is te groot en ligt te dicht bij elkaar.


In de weergave zal er een duidelijk 'gat' hoorbaar zijn tussen het sterk benadrukte (want geïsoleerd liggende) gebied rondom 43Hz, en het daarboven liggende sterk uitgedunde frequentiegebied tussen 48 en 70Hz.
De (contra)basweergave zal niet gladjes door toonladders heen kunnen 'glijden', maar heel duidelijk waarneembaar uitdunnen in het gebied tussen 50 en 70Hz, en heel zwaar aangezet worden tussen 30 en 48Hz. De basweergave loopt zeker diep door (tot 25Hz op sterkte is immers niet niks), maar zal in zijn uitwerking
allesoverheersend zijn.









een opstelling die is 'uitgerekt' in de lengterichting van de ruimte
meestal zijn dit niet de meest succesvolle opstellingen voor wat betreft ruimtelijkheid en ambiance:
de ruimte is relatief smal ten opzichte van de lengte en de luisterafstand is erg groot gemaakt
de klankmatige aspecten kunnen in zo'n opstelling echter overtuigend zijn!













De meting rechtsboven is een nulmeting uit de praktijk.
Er is destijds ook een nameting uitgevoerd, na een optimalisatie van akoestiek en opstelling.

Die situatie liet zich toen meten zoals in de grafiek hier rechts is weergegeven.


Een spectrumbrede weergave (d.w.z. tot 4,1kHz ofwel het volledige gebied van de grondtonen omvattend) van luidsprekers PLUS ruimte die binnen 15dB kan blijven is niet bepaald slecht te noemen. Niettemin zou een fixatie op louter meetresultaten er misschien voor kunnen zorgen dat je hier geen genoegen mee neemt, ongeacht hoe het klinkt!
Dat is dan jammer voor jou.

Ikzelf zag bijvoorbeeld nooit een echt rechte meting,
wanneer ook de invloed van de ruimte zelf werd meegenomen. Wel onderging ik overtuigende muzikale ervaringen in talloze situaties, waarin zo'n rechte meting een utopie was en een theoretisch ideaal mocht blijven.

Wat we uit dit praktijkvoorbeeld kunnen leren is dat sterkteverschillen van 20 tot 35dB bepaald niet uitzonderlijk zijn in onbehandelde ruimtes, al of niet in combinatie met ongunstige opstellingen van luisterplaats en luidsprekers.
Hier rechts is de dip op 100Hz best nog wel zorgelijk te noemen, zeer zeker om te
zien, maar de gehoormatige uitwerking van muziek wordt niettemin als zeer positief ervaren. De moraal is dat je mijns inziens beter niet op basis van uitsluitend metingen zou moeten oordelen over klank en overtuigingskracht van geluid, resp.muziek. Wanneer je nevenstaande meting louter visueel zou beoordelen kan het zijn dat je ook niet blij zult worden als in je hoofd het beeld van een rechte meetcurve synoniem is aan goede muziekbeleving.

Wanneer je naar het bij deze rechtse grafiek behorende systeem zelf zou kunnen luisteren ontstaat gegarandeerd een heel ander beeld. En volgens mij gaat het uiteindelijk om die luisterervaring, en niet zozeer om het verkrijgen van een rechte meetcurve.
Want dat gaat, zoals reeds werd gezegd, nooit gebeuren, en zelfs als het zou gebeuren zou het nog steeds geen garantie zijn voor muzikale overtuigingskracht en echtheid.

Meetwaarden geven echter wel een indicatie omtrent
het relatieve succes bij opstellingsveranderingen, maar dan eigenlijk alleen voor wat betreft de laagweergave onder 300Hz. En dan zou dat succes er ongeveer uit kunnen zien zoals in de beide voorbeeldgrafieken, gemaakt voor en na uitgebreide maatregelen van optimalisatie en verfijning.






nulmeting (boven) en meting na uitgebreide optimalisaties (onder)



Fundamentele Factoren

Alvorens tot specifieke aanbevelingen voor de opstelling over te gaan, zal het zinvol zijn om eerst eens naar een vijftal fundamentele factoren te kijken. De zijn in essentie verantwoordelijk voor de wijze waarop de muziekweergave aan je wordt gepresenteerd, maar ook voor de wijze waarop deze kan worden aangepast aan de omstandigheden.
Daarna volgt een detailbespreking van elk van de vijf factoren.

Hoewel deze factoren op
alle types van luidsprekers slaan — dynamische luidsprekers, ofwel conusluidsprekers die zijn ondergebracht in een behuizing; dipolaire luidsprekers ofwel membraanweergevers zonder behuizing; bipolaire luidsprekers, electrostatische luidsprekers en hybride verschijningsvormen van bovenstaande types — wordt in de navolgende uiteenzettingen toch specifiek op dynamische luidsprekers gedoeld.

Opstellingscriteria voor bipolaire, dipolaire en electrostatische weergevers zijn op sommige punten anders dan die voor dynamische weergevers. Deze specifieke luidsprekertypen worden alleen dan apart benoemd als er afwijkende opstellingscriteria in het geding zouden zijn. Voor het overige gelden dus gelijke regels en voorschriften i.v.m. opstelling en frequentie-afhankelijk weergavegedrag voor alle typen van luidsprekers.

Ruimtes die specifiek voor dipolaire luidsprekers worden ingericht vereisen op sommige punten andere overwegingen bij de opstelling dan ruimtes voor dynamische luidsprekers.
Zulke overwegingen worden in twee artikelen elders op deze site beschreven, en het loont de moeite om die artikelen in het verlengde van dit artikel nader te beschouwen:

* Luisterruimtes voor dynamische luidsprekers

*
Luisterruimtes voor dipolaire luidsprekers

  1. De ruimtelijke verhouding tussen luidsprekers en luisteraar is van doorslaggevend belang. Luidsprekers en luisteraar behoren een driehoek te vormen, hoewel niet per definitie een exact gelijkzijdige.
    Zonder deze fundamentele opstellingsvorm zul je geen correcte ruimtelijke illusie van een driedimensionaal geluidsbeeld, noch een correcte plaatsing kunnen waarnemen binnen de illusionaire ruimte.
    Vergeet nooit dat stereofonie op een illusie berust, en wel op dezelfde wijze als een optische illusie: middels een tweedimensionaal 'plaatje' wordt de derde dimensie gecreëerd, die er niet werkelijk is, behalve voor de waarnemer...

  2. De nabijheid van wandoppervlakken beïnvloedt primair de kwantiteit en de kwaliteit van de basweergave. Hoe dichter luidsprekers bij wandoppervlakken worden opgesteld, hoe luider / sterker / krachtiger / overmatiger (doorhalen wat niet van toepassing is) de bas zal worden.
    Diezelfde wandoppervlakken beïnvloeden eveneens primair de kwantiteit en de kwaliteit van
    de ruimtelijke illusie die stereofonie tracht op te roepen. Dit kan met name een zwaarwegende factor zijn bij dipolaire luidsprekertypen, alhoewel ook dynamische luidsprekers erg gevoelig zijn voor nabije zijwanden.

  3. De posities van luidsprekers en luisterstoel (de totale opstelling) hebben invloed op de hoorbaarheid van ruimteresonanties.
    Ruimteresonanties of staande golven zijn versterkingen of uitdovingen van het geluid, die uitsluitend bij bepaalde frequenties plaatsvinden, waardoor er pieken of dalen in de overdrachtskarakteristiek ontstaan die een onnatuurlijke "boemende", "hoemende" of "zoemende" kleuring aan het geluid meegeven, of juist zorgen voor een 'uitgedunde laagweergave'. Als ruimteresonanties minder manifest zijn, zal de basweergave veel duidelijker gedefinieerd klinken, en zal bovendien de helderheid (het doorzicht) in het middengebied en de treble toenemen.

  4. Hoe verder de luidsprekers de kamer in kunnen staan (weg uit de hoeken), hoe beter het ruimtelijk beeld – en dan met name de dieptewerking daarin kan worden. Niettemin zijn daar ook grenzen aan: voorbij een bepaalde minimum ademruimte, die afhankelijk is van het samenspel van ruimte en luidsprekers, zal er geen verdere verbetering meer te verwachten zijn. Het gaat zodoende niet per definitie om zoveel mogelijk ademruimte, maar om de juiste hoeveelheid ademruimte.

  5. Indraaien en hellingshoek (het richten van de luidspreker op de luisteraar en het eventueel ietwat achterover hellen ervan) heeft een grote invloed op de klankbalans (met name op de hoeveelheid treble), de breedte en diepte van het geluidsbeeld en de scherpte van de afbeelding. Met name de factor "hellingshoek" kan volkomen doorslaggevend zijn voor het succesvol opstellen van kleinere dipolaire en kleine dynamische vloerstaande luidsprekers; indraaien is voor alle typen van luidsprekers een parameter die zorgvuldige aandacht nodig heeft in de laatste fase van de verfijning van de opstelling.


    naar boven



Fundamenten in Detail

1 De ruimtelijke verhouding
tussen luidsprekers en luisteraar


De meest fundamentele factor voor het verkrijgen van een enigszins geloofwaardige stereofonische illusie van een driedimensionale muzikale gebeurtenis is de geometrische verhouding tussen de beide luidsprekers en de luisteraar. We hebben het hier dus nog niet direct over de ruimte zelf.
De luisteraar behoort midden tussen de twee luidsprekers te zitten. Er zal een hoek van ongeveer 30° ten opzichte van de centrale as zijn.
Als uitgangspunt kan gerust een iets grotere luisterafstand worden aangehouden dan de onderlinge afstand tussen de twee luidsprekers -- een iets uitgerekte driehoek dus.

Hoewel het bovenstaande dus geen keiharde, vaste regel hoeft te zijn, dien je wel
midden
tussen de luidsprekers te gaan zitten. Dat wil zeggen: op exact gelijke afstand van elke luidspreker. Als je deze fundamentele verhouding niet respecteert, mag je nooit een juiste (gebalanceerde) ruimtelijke afbeelding van het systeem verwachten.

Er liggen nogal technische en ver strekkende redenen ten grondslag aan de stereofonische illusie die we zo normaal zijn gaan vinden. In een tamelijk technisch en ver strekkend artikel worden deze elders op deze site uitgediept, indien je behoefte en zin hebt om je te verdiepen in
"De Blumlein samenzwering".

De figuur hierboven toont de welbekende en fundamentele configuratie voor stereo-weergave. De luisterplaats — even ver van beide luidsprekers verwijderd, maar eventueel net iets verder dan die onderlinge afstand — heet ook wel de "sweet spot".
En dit artikel hoopt je te stimuleren om verder te zoeken en uiteindelijk
the sweetest spot te vinden.

The sweetest spot is simpelweg de plaats
waar de muziek
coherent samenvalt,
zichzelf
scherpstelt
en tevens
het beste klinkt
van alle plekken in je ruimte.


Als je
naast de sweet spot zou gaan zitten, dan zal het geluidsbeeld de neiging hebben rondom één luidspreker te 'wolken'. Dat hoeft geen probleem te zijn: bij een goede opstelling betekent het in de praktijk slechts dat het stereobeeld ook mee verschuift en hoogstens enigszins moet inboeten aan ruimtelijke eigenschappen. Dit fenomeen is deels ook afhankelijk van de luidspreker zelf: sommige luidsprekers produceren een bredere sweet spot dan andere.
Dipolaire luidsprekers produceren een smalle sweetspot, en dat betekent in de praktijk dat er slechts één persoon
in het volledig optimale geluidsveld kan zitten, tenzij je achter elkaar zou plaatsnemen.
Maar die ene persoon is dan wel ondergedompeld in een omhullend geluidsveld.

De afstand tussen de luidsprekers onderling zal een compromis zijn tussen een breed geluidsbeeld en een krachtig centraal beeld. Hoe verder de luidsprekers uiteen staan, er van uitgaand dat de luisterpositie zelf niet verandert, des te breder het geluidsbeeld zal zijn. Het geluidsbeeld is namelijk altijd even breed als de luidsprekers uit elkaar staan.
Naarmate de luidsprekers verder uit elkaar worden geplaatst zal echter
het centrale geluidsbeeld, de stereofonische illusie die tussen de luidsprekers wordt gecreëerd, zwakker en platter worden, en uiteindelijk uiteen getrokken worden. Men spreekt dan van "een gat tussen de speakers".

Maar als je je luidsprekers te dicht bij elkaar plaatst zul je jezelf ook tekortdoen. Op die manier zal de fraaie breedte van het fantoombeeld - het podium waarop de muzikale gebeurtenis plaatsvindt - te smal en bekrompen worden en grotendeels verdwijnen.

Een factor van belang bij dit alles is ook de nabijheid tot de zijwanden.
Ook die zal medebepalend zijn voor het te sluiten compromis dat "de onderlinge afstand tussen de luidsprekers" heet.

Een ietwat smallere opstelling, die evenwel geen invloeden van zijwanden ondervindt is wat mij betreft te prefereren boven een breed podium dat duidelijk last van vroege reflecties vanaf de zijwanden ondervindt.
Vroege zijwandreflecties zullen de luidsprekers
"koppelen" aan de zijwand -- ze gaan dan zogezegd "beamen". Dat wil zeggen dat ze een al te grote hoorbare rol gaan spelen, waardoor het totale geluidsveld nog teveel aan de speakers blijft hangen, en niet voldoende los komt te staan in de ruimte, hetgeen een belangrijk streven is bij het optimaliseren van de opstelling.




Een beproefde truc om een grotere afstand tussen je luidsprekers te realiseren
en tegelijkertijd een krachtig centraal beeld te behouden, is in de foto links te zien.

Twee dunne 30cm Tubes worden, met de reflectieve zijdes naar elkaar gericht, precies midden tussen de beide luidsprekers geplaatst. "Het is bijna alsof er een center-speaker bij is gekomen", aldus de eigenaar van deze set.
Mits de luidsprekers onberispelijk zijn opgesteld, maakt deze truc het mogelijk om met twee tubes aanzienlijke 3D werking -- echte diepte dus -- toe te voegen aan een geluidsbeeld dat tegelijkertijd zeer breed kan zijn, door de grote afstand tussen de luidsprekers.


De beste luisterdriehoek zal dus niet alleen een krachtig centraal, maar ook een breed geluids- en ruimtebeeld opleveren. Je kunt de driehoek ook wijzigen door de luisterstoel naar voren en naar achteren te schuiven. Eén positie zal er dan uit kunnen springen, waarbij het centrale geluidsbeeld scherpgesteld wordt, en als een stabiel punt midden tussen de luidsprekers verschijnt. Een muzikale selectie met een zanger en wat schaarse begeleiding is ideaal voor het bepalen van de beste afstand tussen de luidsprekers en het resulterende sterke centrale geluidsbeeld, tenminste als de zanger in het midden van het geluidsbeeld werd geplaatst tijdens het maken of mixen van de opname.

Een factor die in overweging moet worden genomen bij het bepalen van de luisterhoek (driehoek) is de verhouding daarvan tot de kamer zelf. We bespraken dit zijdelings al bij de afstand tot de zijwanden en de invloed daarvan. Zowel de keuze voor een compacte luisterdriehoek als voor een zo ruim mogelijke, kan in beide gevallen dezelfde geometrische verhouding tussen de luidsprekers en de luisteraar opleveren.

Bij een forse luisterafstand, zoals in de foto van de grote muziekruimte rechts, zal het akoestische karakter van de luisterruimte een grotere invloed op de weergave gaan uitoefenen dan bij toepassing van een compactere luisterdriehoek.
Bij meer compacte opstellingen wordt de afstand tot de zijwanden vanzelfsprekend groter, bij gelijkblijvende ruimte. Daardoor zal er meer direct door de luidsprekers uitgestraald geluid hoorbaar zijn, en minder indirect via de wanden gereflecteerd geluid. Bij een maximale driehoek (met dezelfde verhoudingen) zal het geluidsbeeld ruimer en grootser worden, vanwege het door de ruimte zelf toegevoegde patroon van reflecties. Dit maakt een akoestische behandeling juist bij een gemaximaliseerde verhouding onontbeerlijk, terwijl een compacte luisterdriehoek nog binnen een relatief onbehandelde ruimte tot succes kan leiden.

Sommige luidsprekers
vereisen een grotere luisterafstand dan andere.
Deze afstand wordt door
ontwerpcriteria van de luidspreker gedicteerd.

Ten eerste:
Geringe steilheid van filterhellingen (bijv. 6dB/oct.)
vereist per definitie een grotere luisterafstand dan steile filterhellingen.


Ten tweede:
Een vierwegsysteem met 12dB filterhellingen heeft per definitie
een grotere luisterafstand nodig dan een tweewegsysteem,
eveneens met 12dB filterhellingen.


Die grotere afstand voor een vierwegsysteem is nodig om het geluid van de afzonderlijke luidsprekerunits samen te laten komen. Bij vier units vereist dit uit de aard der zaak meer afstand dan bij twee units.
Dergelijke afstanden, die vaak door de fabrikant zullen worden opgegeven, dienen boven alles te worden gerespecteerd, omdat ze een consequentie zijn van het luidsprekerontwerp zelf.

Er is snel genoeg achter te komen of je luisterafstand groot genoeg is.
Als je relatief grote klankverschillen hoort door slechts een beetje verder van je luidsprekers plaats te nemen, betekent dit dat het geluid van alle afzonderlijke units nog niet coherent samenvalt. Je moet dan eigenlijk een grotere luisterafstand in acht nemen.
Dergelijke klankverschillen duiden erop dat je meer naar afzonderlijke luidsprekerunits zit te luisteren dan naar het samengevoegde en coherente aandeel van alle units samen. Het is dan te hopen dat je ook fysiek in staat bent om die grotere luisterafstand in acht te nemen in je ruimte...

Het is een paradox dat de afbeeldingsmaatstaf van de muzikale presentatie
op een merkwaardige manier tegelijk
wel en niet bepaald wordt
door
de fysieke afmetingen van de luisterdriehoek zelf.


In een kleine luisterruimte kan, zelfs bij een kleine luisterdriehoek (1,75m.) en een luisterafstand van 2m, toch een realistisch en overtuigend driedimensionaal beeld van een grote concertzaal worden opgeroepen, als alle opstellingscriteria naar behoren kunnen worden vormgegeven. De afbeeldingsmaatstaf van een presentatie thuis is sowieso als een schaalmodel — het is letterlijk een voorstelling op schaal. Dat is natuurlijk evengoed het zo bij een groot systeem in een grote ruimte.
Niettemin zal de driedimensionale afbeelding van diezelfde opname, indien weergegeven in een veel grotere muziekruimte met een navenant grotere geometrische luisterdriehoek van, zeg 3m,
wat correcter op schaal worden weergegeven, maar dat is niet noodzakelijkerwijs realistischer dan bij de kleine driehoek wanneer een en ander met gesloten ogen wordt ondergaan.

Het zou in zekere zin dus een broodje-aap verhaal zijn als iemand ging beweren dat het in een kleine luisterruimte niet mogelijk is om een realistische, driedimensionale weergave van een groot orkest neer te zetten. Ook in een
grote luisterruimte thuis is die fysieke afmeting nog altijd maar een fractie van de werkelijkheid van de concertzaal, en dat impliceert dat in zo'n ruimte evenmin een correcte schaalweergave van de werkelijkheid kan worden neergezet. In kleine ruimtes is het prima mogelijk om muren te laten verdwijnen, onder andere door het toepassen van goede diffusie in combinatie met een optimale opstelling.
Tenslotte kun je hierover nog opmerken dat zelfs een goede hoofdtelefoon-ervaring je de illusie van een enorme concertruimte kan bieden, terwijl in dit geval de weergeefruimte slechts een inhoud heeft van nog geen twee kubieke decimeter, nl. de inhoud van de oorschelpen van de hoofdtelefoon, plus die van je gehoorgang...

Eigenlijk is het altijd zo dat een thuis beluisterde muzikale afbeelding het stempel
"onjuiste schaalafbeelding" moet krijgen, vooral als je luistert met open ogen.
Je zult hopelijk zelf al eens hebben gemerkt dat thuis muziek beluisteren met de ogen dicht er, na een een tijdje inzinken in de muziek, voor zorgt dat de schaalafbeelding van de muzikale presentatie wel degelijk gaat kloppen voor je breinwaarneming!
De visuele aanknopingspunten zijn, na een paar minuten luisteren met gesloten ogen, simpelweg verdwenen. Wat overblijft is een correcte verhouding en een correcte schaal, tenminste, zolang je je ogen dicht kunt houden. Zoiets is vergelijkbaar met volkomen opgaan in een film of boek. Een andere werkelijkheid neemt het voor eventjes over, en dat is een prettige bijkomstigheid van onze breinwerking.

Dit verklaart tenslotte de eerder genoemde paradox dat de schaalgrootte
tegelijkertijd
wel en niet wordt bepaald door de fysieke afmetingen
van de ruimte zelf, op voorwaarde dat de opstelling 'klopt' op alle fronten.


Wanneer je de ogen sluit zullen de normale
fysieke begrenzingen van de luisterruimte al snel wegvallen.
Het maakt voor de binaurale stereofonische illusie van de drie dimensies niet uit of het om een grote of kleine ruimte gaat waarvan de muren lijken te verdwijnen, want verdwenen muren zijn verdwenen muren! Het is niet langer hoorbaar of je naar grote of kleine luidsprekers zit te luisteren, en ook niet of de luisterruimte groot, dan wel klein is.
Ik hoop van harte dat je het ruimtelijke 'schokeffect' kent dat optreedt als je de ogen weer opent, na geruime tijd 'ingezonken' te zijn geweest in een muzikale presentatie...

"Stonden de luidsprekers echt al die tijd zo dichtbij?"
"Was de kamer echt maar zò klein?"
.


naar boven





















































































































een maximaal "ruime" luisterdriehoek:
hier is de optimale verhouding tussen de luisterdriehoek en de muziekruimte zelf
zoveel als mogelijk gemaximaliseerd.
Dat is goed mogelijk, dankzij de uitgebreide akoestische aanpassingen.

Niettemin zou hier evengoed een meer compacte luisterdriehoek
met identieke geometrisch verhoudingen kunnen worden opgezet.

Twee grote zuilen voor laagweergave staan schuin achter dipolaire weergevers.
Er is verder ook gekozen voor een meer langgerekte luisterdriehoek.

2 De nabijheid van wanden beïnvloedt
de kwantiteit èn kwaliteit van de basweergave


De
fysieke begrenzingen van een luisterruimte kunnen door hun nabijheid een behoorlijk nadelige invloed uitoefenen op de algehele klankbalans van de weergave. Met name grote luidsprekersystemen die dichtbij een muur worden opgesteld ondergaan dan vooral een versterking van hun basweergave 'room boundary gain' of room-gain genoemd — hetgeen de muzikale presentatie teveel "zwaarte" geeft. Daarentegen zijn sommige luidsprekers ontworpen om juist vlak voor een voorwand (de wand die zich achter de luidsprekers bevindt) te worden opgesteld. Ze hebben die versterking van lage tonen dan nodig om een natuurlijke en correcte klankbalans te kunnen opbouwen. Zulke luidsprekers zouden eerder te dun kunnen klinken als ze erg ver de kamer in worden geplaatst.

Verreweg de meeste luidsprekers zijn echter niet met dit criterium ontworpen, en zullen gemakkelijk
dik en zwaar gaan klinken als ze niet op tenminste 70 tot 100cm vanaf de zij- en/of de voorwand zijn verwijderd.
Stel jezelf in elk geval op de hoogte hoe dit precies bij jouw luidsprekers is bedoeld.



Gevoel voor verhoudingen

Met name in kleinere luisterruimtes zal het vinden van een compromisloze opstelling voor wat grotere luidsprekersystemen behoorlijk moeilijk of zelfs onmogelijk kunnen worden.
Dat is dan omdat er ook
tussen de luidsprekers en de ruimte zelf sprake is van een fysieke verhoudingsmaatstaf. Die is weliswaar niet heel statisch maar meer gebaseerd op fysieke mogelijkheden, maar deze kan evenmin straffeloos ver worden overschreden. Een groot systeem neemt per definitie al meer fysieke ruimte in, maar wil daarnaast ook gewoon meer ademruimte rondom zich heen zien voor optimale prestaties. Verder is er nog de onder punt 1 reeds uitgelegde minimale afstand, die op grond van de ontwerpparameters vereist is (filterhelling en bouwwijze 2-, 3- of 4-weg).


Hiernaast zie je een voorbeeld van een muziekruimte waarin de verhouding tussen de ruimte zelf en de daarin toegepaste luidsprekers duidelijk niet in orde is. De consequentie is dan boven alles
teleurstelling: de compromisloze luidsprekers en hardware kunnen het muzikale plaatje niet neerzetten, hoewel ze daar onderandere omstandigheden zeker toe in staat zouden zijn, en de ruimte zelf kan op geen enkele manier in staat gesteld worden om de voor zo'n groot luidsprekersysteem benodigde ademruimte te reserveren.

Door de foto rechts aan te klikken opent zich een fotoverslag, dat de bouw en afwerking van de compromisloze muziekruimte toont waarin deze luidsprekers uiteindelijk zeer op hun plaats konden zijn...

De juiste verhouding is hier
karikaturaal verstoord geraakt. Beduidend kleinere luidsprekers, of luidsprekers met een ander werkingsprincipe (dipool) zouden in deze zelfde ruimte echter zonder problemen kunnen worden geplaatst. Ze zouden dan zomaar een diepere, strakkere en beter gedefinieerde basweergave kunnen laten horen dan de veel te grote broers, die alleen op papier die veel lagere tonen kunnen weergeven!

Dat kleine luidsprekers in een niet al te grote luisterruimte een veel betere indruk kunnen wekken dan zo'n super high-end systeem is mogelijk omdat ze
juist niet het diepste laag weergeven en daar verder ook geen poging toe doen. De grote broers kunnen daarentegen niet anders dan zulke zeer lage frequenties weergeven, en om dat adequaat tot uitdrukking te kunnen brengen zal de ruimte ook navenant moeten zijn.

Een geforceerde laagweergave is dankzij natuurkundige wetmatigheden en een betere verhouding tussen ruimte en luidsprekers afwezig bij kleinere luidsprekersystemen. Het laag dat zij WEL weergeven kan zeer schoon en correct gedefinieerd zijn. Zo'n systeem zal zomaar niet laag genoeg kunnen weergeven om grote akoestische problemen op te roepen in de kleinere luisterruimte. De algehele luisterindruk van zo'n klein systeem in een passende ruimte zal evenwichtiger, overtuigender en "schoner" zijn dan die van een groot systeem in een (veel) te kleine ruimte.

In de kolom rechts is nu een foto te zien van een geslaagde verhouding tussen een luidspreker en de weergeefruimte, ondanks dat ook hier sprake is van schuine wanden.
Omdat dipolaire luidsprekers weinig hinder van zijwanden ondervinden is de nabijheid tot die schuine wanden in dit geval niet echt problematisch.




Nabijheid

Wanneer een willekeurige luidspreker in de nabijheid van een muur of hoek wordt opgesteld, wordt de lagetonen energie in principe
in fase met het door de luidsprekers afgestraalde geluid naar de luisteraar gevoerd, via die muur of hoek. Dit impliceert dat de directe en de gereflecteerde geluidsgolven elkaar versterken —
hun geluidsdruk kan simpelweg bij elkaar opgeteld worden — waardoor een luidere basweergave het gevolg is. We zagen al dat dit soms prettig is, maar meestal zal het ongewenst zijn en de klankbalans verstoren.

In een reflectie-arme (meet)ruimte (meestal onterecht "dode ruimte" genoemd) wordt dit gereflecteerde aandeel welbewust vermeden. Dat is nodig om zuivere metingen aan luidsprekers te kunnen doen, zonder de invloed van een aan de meting toegevoegd gereflecteerd geluid van de ruimte zelf. Een dergelijke meetcurve — waarin de frequentie wordt uitgezet tegen de amplitude of geluidssterkte van het meetsignaal — toont meestal een bijna rechte lijn over het gehele frequentiebereik.

Precies zo'n type van meting -- een SPL- of geluidsdrukmeting -- kan ook worden uitgevoerd in je
luisterruimte thuis. Vanzelfsprekend zal de fraai rechte curve van je luidsprekers, gemeten in de meetruimte van de fabrikant, nu worden 'verrijkt' met allerlei frequentie - afhankelijke pieken en dalen. Voor wat betreft de lagere frequenties (onder 500Hz) zullen die voornamelijk door muren, vloer en plafond — dus de fysieke grenzen van de ruimte — worden veroorzaakt.
De resulterende frequentie/amplitude curve van zo'n meting kan, in extreme gevallen, weleens heel weinig gelijkenis vertonen met de reflectie-arme rechte lijn. Pieken en/of dalen van 20dB of meer — veelvouden van de geluidsdruk onder en boven de referentie- of "nullijn" — doen daardoor het muzikale genoegen af en toe helemaal de das om.


De geluidsdrukmeting die hierboven te zien is laat iets dergelijks zien voor een ruimte, die in gebruik werd genomen als opnamestudio. In het bijzonder is zichtbaar dat er in het middengebied (rond 1500 Hz) een enorme dip zichtbaar is
in het directe geluidsveld en het eerste golffront.
In het totale geluidsbeeld dat op de luisterplaats hoorbaar is (de rode lijn) is eigenlijk niets te zien van die dip, hetgeen er op wijst dat de oorzaak in één van de twee kanalen moet worden gezocht, ofwel in een asymmetrie van de ruimte zelf. Dat blijkt in de praktijk ook zo te zijn...
Deze meting zou je op het verkeerde been kunnen zetten: de rode lijn suggereert immers dat de totale geluidsdruk van links en rechts geen problemen ondervindt. In de praktijk van het luisteren blijkt echter dat je fors moet ingrijpen met de balansregelaar, maar omdat deze het volledige frequentiespectrum regelt kan dit de situatie bepaald niet goedmaken...



























een 'scheve' verhouding tussen de fysieke inhoud en afmetingen van de ruimte,
en de daarin toegepaste zeer grote luidsprekers...







een succesvolle verhouding tussen luidsprekers en muziekruimte
Dit luidsprekersysteem heeft voldoende afstand tot alle wanden,
die tevens met diffusers werden behandeld.







Een geoptimaliseerde luidsprekeropstelling kan, in een normale muziekruimte, de laagweergave van een systeem soms ook bruikbaar
verdiepen. Met een half tot soms wel een heel octaaf!

Zo'n soort opstelling is in de foto rechts te zien.
De nabijheid van twee wanden -- de voorwand relatief dicht bij de luidsprekers, en de achterwand met vlak ervoor de luisterplaats -- zal zorgen voor een toename (boost) van de weergave van lage tonen. Dit is de reeds besproken
'room-gain', alleen wordt deze dit keer als voordeel gebruikt.
Wanneer er een klein monitorsysteem wordt gebruikt, dan kan zo'n opstelling ervoor zorgen dat de boost die de luidsprekers ondervinden samenvalt met het punt waarop de laagweergave van nature -- dus vanuit hun ontwerp -- begint af te vallen.
Bij deze luidsprekers zal het laag op natuurlijke wijze beginnen met afvallen onder 55Hz, en het -3dB punt schommelt rond 47Hz. In de rechtse opstelling zorgt de tweevoudige room-gain ervoor dat er in de praktijk een bruikbare laagweergave ontstaat tot 38Hz, zonder dat die weergave als zwaar, traag of onnatuurlijk wordt ervaren.

We wensen natuurlijk de rechte lijn van de reflectie-arme meetruimte zoveel mogelijk te behouden, maar als we deze bij een kleine luidspreker zouden kunnen aanvullen met een half tot een heel octaaf, alleen maar door een vindingrijke opstelling toe te passen, dan is daar ook niet snel iets op tegen!
Dat is dan vooral een kwestie van de juiste luidspreker op de juiste plek in de juiste ruimte zetten. Als je dat allemaal kunt laten 'matchen' kan het zeer voordelig uitwerken.

Nu zou nevenstaande opstelling natuurlijk volkomen uit de hand lopen als er een groter luidsprekersysteem moest worden geplaats, bijvoorbeeld vloerstaande basreflexluidsprekers.
Zulke systemen realiseren van zichzelf al een laagweergave die zomaar tot 30Hz doorloopt, en als je zo'n speaker dan opstelt zoals rechts, zul je niet weten wat je hoort. Het zal onwaarschijnlijk slecht klinken, dankzij een zeer zwaar aangezette basweergave.
En daar helpt dan geen enkele verdere verfijning van de opstelling aan: een decimeter voor- of achterwaarts heeft geen effect en bovendien is zo'n decimeter voorwaarts, fysiek gesproken, helemaal niet mogelijk bij zo'n korte luisterafstand.

Het is daarom zinloos en een garantie voor teleurstelling als je, bij de aankoop van nieuwe luidsprekers, een zo laag mogelijke resonantiefrequentie (= onderste grensfrequentie) hanteert als selectiecriterium.
Stel dat je, vanuit je woonsituatie, een opstelling zoals hiernaast moet toepassen, dan zou bovenstaand selectiecriterium je veel geld gaan kosten en dito ellende brengen.
Hieruit mag je best concluderen dat
je toekomstige opstelling weleens het belangrijkste selectiecriterium zou kunnen zijn, als je nieuwe luidsprekers overweegt aan te schaffen.

Een verkoper kan die resonantiefrequentie evenmin gebruiken als verkoopargument voor luidsprekers, omdat die resonantiefrequentie beter altijd in relatie tot de luisterruimte moet worden gezien.
In een kleine luisterruimte of in een compacte opstelling kan een klein luidsprekersysteem met een resonantiefrequentie tussen 50 en 60Hz daadwerkelijk zorgen voor een betere basweergave dan het grootste en duurste luidsprekersysteem, ontworpen om de grondtonen van een kerkorgel weer te geven. De hoeveelheid basenergie die door het grote systeem wordt afgegeven heeft in de kleine luisterruimte of compacte opstelling geen enkele uitweg, noch enige mogelijkheid tot integratie met de rest van het afgestraalde geluid.


naar boven










Elk groot oppervlak dat zich in de buurt van de luidspreker bevindt (vloer, achtermuur, zijmuur) betekent een zekere toevoeging van basenergie, dankzij roomgain. Met name de afstand tot de voorwand (achter de luidsprekers) zal bepalen welke frequenties worden benadrukt of onderdrukt.

Correcte luidsprekerplaatsing in de luisterruimte heeft niet alleen invloed op de hoeveelheid lage tonen, maar eveneens op het punt waarop dit inzet. Dit KAN de onderste grensfrequentie van de luidspreker nog verder naar beneden brengen tov de dode kamer en het KAN zelfs pieken en dalen in de weergave aanvaardbaar rechttrekken.
Omgekeerd kan een
verkeerd gekozen opstelling selectief frequenties benadrukken of laten uitdoven, en dan zorgen voor nare kleuringen in het basgebied en het midlaag.


Veel luisterruimtes van gemiddelde woonkamerafmetingen benadrukken het frequentiegebied rond 55-60Hz en dat rond 110-140Hz. Dat komt omdat de afmetingsverhoudingen (lengte, breedte en hoogte) zich meestal rondom
1 : 0.5 : 0.35 bevinden. Het aanspreken van resonanties in die gebieden is daarvan dan het vanzelfsprekende gevolg.
Er ontstaat een overdreven nadruk of juist een uitdoving binnen smalbandige delen van het basgebied (een 'boemend' of modderig geluid als het echt tegenzit; een uitgedunde basweergave als het nog enigszins beluisterbaar zal zijn). Dit zorgt tegelijk voor
een schijnbare tenachterstelling, dan wel juist benadrukking van het middengebied, dat daardoor als te slank of juist te schreeuwerig wordt ervaren.

Schuiven met de luidsprekers, mits je de ruimte hebt, kan dan tot aanmerkelijke verschillen in het frequentieverloop leiden en daadwerkelijk het verschil uitmaken tussen gebrekkige weergave en prima weergave, indien ook de andere voorwaarden voor goed geluid voldoende in acht konden worden genomen.

Elke begrensde ruimte bezit een uniek patroon van eigen resonantiemodi.
Dit patroon wordt bepaald door
de afmetingen / afmetingsverhoudingen van die ruimte -- de ratios.
Wat een
goede ruimte onderscheidt van een slechte is niet zozeer de afwezigheid van resonantiemodi in de goede ruimte, versus de aanwezigheid ervan in de slechte ruimte.

Het geheim van de goede ruimte zit 'm in
de verdeling van resonantiemodi over de frequentieband.
Een regelmatige verdeling
van resonanties over de volle breedte van de lage frequentieband is veruit te prefereren boven een onregelmatige.

Dit aspect is schematisch in beeld gebracht in de twee afbeeldingen rechts.

Aan het belang van correcte afmetingsverhoudingen van muziekruimtes werd een belangrijk artikel gewijd: "Optimale Ruimteratios"

Hier wordt speciaal de rol van de ratios en ruimteresonanties belicht. Die kennis kun je combineren met het opstellen van je luidsprekers om e.e.a. beter naar je hand te kunnen zetten.

Een van de weinige vuistregels die je veilig kunt hanteren bij luidsprekerplaatsing betreft de afstanden van een luidspreker tot de dichtstbijzijnde voorwand en zijwand.
Die zouden hoe dan ook verschillend moeten zijn.
Het verschil tussen die twee afstanden zou liefst zo'n 33% moeten zijn.


Als de luidsprekers bijvoorbeeld 75cm van de zijmuren zijn verwijderd mogen ze,
ofwel maximaal 0,5m van de voorwand zijn verwijderd, of en liever -- als er meer ruimte voorhanden is -- tenminste 1m of meer.
Verschillende afstanden tot de muren zullen verschillende frequenties benadrukken en dat is in principe beter dan wanneer dezelfde frequenties tweemaal benadrukt zouden worden, als gevolg van tweemaal gelijke afstanden tot de twee dichtstbijzijnde wandoppervlakken.

Een aantal luidsprekerfabrikanten zal de correcte (minimale) afstanden tot voor- en zijwand specificeren. Deze afstand wordt meestal gemeten vanaf het hart van de wooferconus tot de muur. Gebruik dergelijke adviezen
als uitgangspunt voor de opstelling, wanneer de afmetingen van de ruimte beperkt zijn.

Tenslotte heeft de
afstand van de luidspreker tot de zijwand een invloed op de sterkte (amplitude) van de zijreflectie.
Hoe dichter de luidsprekers bij de zijmuur staan, hoe hoger de geluidssterkte van de zijreflectie zal zijn welke de luisteraar bereikt.
Dit is geen begerenswaardige situatie, aangezien dit
een extra (virtuele) geluidsbron introduceert tegen die zijmuur.
Als de zijmuur een akoestische behandeling (evt. ter plaatse van de reflectie) heeft gekregen, zoals beschreven in het artikel,
"Relevante Aspecten van Akoestiek in een Luisterruimte", dan zal het dichter bij de zijmuur opstellen van de luidspreker minder nadelig uitvallen dan bij een onbehandelde muur.





3 De posities van luidsprekers en luisterstoel hebben invloed
op de hoorbaarheid van ruimteresonanties


Naast het
verdiepen van de basweergave en het gladstrijken van het frequentieverloop van de lage tonen, zal de correcte plaatsing van de luidsprekers ten opzichte van de wanden in de luisterruimte eveneens de hoorbare gevolgen reduceren van de hierboven reeds genoemde
resonantiemodi van de kamer. Resonantiemodi (enkelvoud = modus) zijn versterkingen of verzwakkingen van bepaalde frequenties, die dan voor versterking of verzwakking van de geluidsdruk bij die frequenties verantwoordelijk zijn. Resonantiemodi zijn staande golven: stationaire frequentiepatronen, waarin hogere en lagere geluidsdrukken heersen die het geluid kleuren. De patronen van staande golven worden zowel bepaald door de afmetingen van de ruimte als door de positie van de geluidsbronnen in die ruimte. Door het zorgvuldig positioneren van luidsprekers en luisterstoel op de beste locaties kan een gladdere basweergave worden gerealiseerd.

Een algemeen bekende en vaak gehanteerde vuistregel stelt dat voor de beste basweergave de afstand tussen de luidsprekers en de voorwand éénderde van de kamerlengte dient te zijn. Als dit onpraktisch zou zijn, en dat is het in de meeste woonsituaties al gauw, dan zou ook voor éénvijfde van kamerlengte kunnen worden gekozen.
Deze posities reduceren het aanspreken van staande golven. Ze kunnen als uitgangspunt gebruikt worden om de luidsprekers met de ruimte te gaan integreren, en de 1/3 regel kan gehanteerd worden als ruimtegebrek
geen rol speelt.
Volgens diezelfde vuistregel behoort de luisterstoel op ongeveer tweederde of viervijfde van de kamerlengte te worden opgesteld, gezien vanaf de voorwand.

Vanuit deze basisopstelling kun je de luidsprekers, met kleine stapjes tegelijk,
maar wel altijd symmetrisch (= links en rechts identiek) verplaatsen, terwijl je muziek afspeelt die rijk is aan lagetoneninformatie. Luister naar de rechtheid, diepte en articulatie van de bas, alsmede hoe deze integreert met de rest van het spectrum. Als je de plaats vindt waar de bas het meest recht (neutraal) klinkt zal dit meestal samengaan met een duidelijke verbetering in helderheid en definitie van het middengebied.





4a De Afstand tot de Voorwand
heeft de grootste invloed op het Ruimtelijk Beeld


De voorwand is de wand achter de luidsprekers.
Over het algemeen geldt: hoe verder van de voorwand de luidsprekers kunnen worden opgesteld, hoe dieper het geluidsbeeld kan worden neergezet. Een diep ruimtebeeld wordt zelden ontwikkeld als de luidsprekers erg dicht tegen de voorwand staan opgesteld. Door als afstand minimaal tot 50 à 60cm te hanteren — of eerder genoemde 1/5 of 1/3 kamerlengte, kan het geluidsbeeld spectaculair openbloeien.
Deze afstand hoeft niet groter te worden dan bovenstaande aanbevelingen, omdat daar in principe geen winst meer uit te halen is.

Helaas is het
in de meeste woonkamers moeilijk om luidsprekers voldoende ver de kamer in te plaatsen. Als de luidsprekers dan toch dicht bij de voorwand moeten staan, maak deze ofwel breedbandig akoestisch absorberend, bijvoorbeeld zoals in de foto rechts werd gedaan door gebruikmaking van tube traps.
Als de ruimte reeds voldoende absorptievermogen heeft, is het echter beter om de voorwand met
diffusers te behandelen, in plaats van nog meer absorptie toe te voegen.



4b Luisterhoogte en klankbalans

De meeste luidsprekers laten verschillen horen in de frequentiekarakteristiek wanneer
de luisterhoogte varieert (de luisterhoogte is feitelijk de afstand van de gehoorgang van de luisteraar, of van de luidsprekers tot de vloer).

Deze veranderingen vinden plaats in het middengebied en de treble en beïnvloeden niet of nauwelijks de balans van de laagweergave. De luidspreker zal in principe het helderst klinken (dwz de meeste treble weergeven) als de oren op gelijke hoogte van de tweeters uitkomen, ofwel op de as van de tweeter. De meeste tweeters, onafhankelijk van het kastformaat bevinden zich in een correcte opstelling ergens tussen 80 en 120cm boven de grond.

Als je een in hoogte verstelbare burostoel hebt kun je bij wijze van experiment eens goed beluisteren op welke manier de hoogte van de luisteras invloed heeft op de klankbalans van midden en treble. Mogelijk wil je dan je luisterstoel daarop aanpassen...

De mate waarin het geluid aan verandering onderhevig is bij het veranderen van de luisterhoogte is sterk afhankelijk van de gebruikte luidspreker. In principe is het
geen criterium voor de kwaliteit van de weergave. Sommige modellen hebben van zichzelf een breed en/of hoog spreidingsgebied — horizontaal en/of verticaal — waarin weinig verandering van klankbalans hoorbaar is; andere modellen laten al duidelijke veranderingen horen als je alleen maar je rug recht tijdens het luisteren...

Het kiezen van een luisterstoel die je oren op de juiste luisterhoogte brengt — meestal op of iets boven de tweeteras — zal je belonen met een correct gebalanceerde trebleweergave. Respecteer bovenal de eventuele instructies tav luisterhoogte, zoals die door de fabrikant kunnen worden gegeven. In andere gevallen is het een goed uitgangspunt om de tweeters op oorhoogte op te stellen.


naar boven

































doe-het-zelf Tube Traps
voor
bass-management, reflectiebeheersing èn eliminatie van midlaag kleuring...









bass-management dat tamelijk
onzichtbaar kon worden toegepast (plafondbehandeling)




5 Indraaien en Hellingshoek

De afbeeldingen rechts tonen het principe van indraaien versus niet-indraaien, en spreken wel voor zichzelf; je zult het principe ongetwijfeld al kennen en waarschijnlijk zelf ook al hebben toegepast. Er bestaan geen
werkelijke regels voor wat betreft "correct indraaien", maar er zijn soms, van fabriekswege uit, wel aanwijzingen die worden gegeven en daar zullen dan goede redenen voor zijn. Het is zinvol om die in elk geval als uitgangspunt te nemen, als je begint met het uitwerken van dit vijfde aandachtspunt.

De optimale mate van indraaien is in principe afhankelijk van de combinatie van luidspreker en luisterruimte, in combinatie met de gekozen luidsprekerpositie, met name in relatie tot de luisterafstand.
Een geringe luisterafstand vaart meestal wel bij enig indraaien; een wat meer 'uitgerekte' luisterdriehoek kan daarentegen prima zonder, of heeft slechts zo weinig indraaien nodig dat je het bijna niet ziet.

Er zijn luidsprekers die beduidend beter presteren als ze worden ingedraaid; andere luidsprekers, met name dipolaire exemplaren, doen het veel beter als ze hun geluid parallel of nagenoeg parallel met de wanden kunnen afstralen.

Maar wat verder de situatie ook is en wat de luidspreker zelf ook vereist, het indraaien van luidsprekers heeft altijd duidelijk hoorbare invloeden op meerdere kwaliteitsbepalende aspecten van een muzikale presentatie.
Vooral het frequentieverloop van midden en hoog (het evenwicht daarin en daartussen) is er gevoelig voor, alsmede de scherpte (focus) van de instrumentenplaatsing in het geluidsbeeld. Indraaien kan ook sterk het gevoel van directheid en betrokkenheid bij de presentatie bepalen, of juist meer afstand scheppen -- dit is in zekere zin ook een smaakgebonden aspect, omdat beide vormen van presentatie ook in het echte leven kunnen worden aangetroffen: vooraan zitten of juist wat verder naar het midden van een zaal.
Met name ook het gevoel van
ruimtelijkheid en 'omhulling', door het geluidsbeeld opgeroepen is een aspect dat sterk door indraaien kan worden gestuurd.
Al met al zijn dit allemaal sterke
sfeer- en realisme bepalende aspecten van een muzikale totaalervaring.

Indraaien en hellingshoek-instelling behoren tot de aandachtspunten die met de grootst mogelijke nauwkeurigheid links en rechts identiek (symmetrisch) moeten worden uitgevoerd.
Dit kan niet vaak genoeg benadrukt worden, daarom doe ik het op dit punt weer eens heel expliciet...


In de meeste gevallen zul je pas echt toekomen aan indraaien en de instelling van de hellingshoek als
de fundamentele opstelling, zoals we die tot nu toe de revue lieten passeren, in orde is gebracht.

Het impliceert bijvoorbeeld dat de klankbalans reeds klopt, door het in acht nemen van de juiste afstanden tot wanden en tussen luidsprekers onderling en de luisterplaats. Indraaien en hellen gaat je niet ineens een correcte klankbalans schenken als die er in de basis nog niet is!

Het betekent dat je al een
behoorlijk optimale locatie hebt gevonden in je ruimte, van waaruit de muziek al indrukwekkender wordt neergezet dan op alle andere locaties in je ruimte.
Indraaien en het eventueel instellen van een hellingshoek zijn zodoende de
verfijningen van de opstelling, voortbouwend op een correct fundament.


De meeste luidsprekers klinken het helderst op de afstraalas.
Dat betekent dat de units voor de hoge tonen (de tweeters) direct op je oren zijn gericht.
Indraaien 'regelt' zodoende primair de hoeveelheid treble-energie die op de luisterplaats terechtkomt. Een al te helder en open klinkende luidspreker kan soms 'getemd' worden door het systeem (nagenoeg) recht vooruit te laten afstralen, waardoor je als luisteraar niet recht voor de luidspreker zit, maar -- zoals ook blijkt uit bovenstaande tekening links -- onder een hoek van ongeveer 30 graden wanneer er sprake is van een gelijkzijdige luisterdriehoek.
Luidsprekermodellen die
speciaal werden ontworpen om niet te worden ingedraaid klinken volgens hun ontwerp dan te helder als ze recht op de luisteras worden beluisterd. Ze kunnen beter haaks met de voorwand worden gepositioneerd.
Dit is meestal het geval bij dipolaire ribbonluidsprekers, waarover verderop meer.

De balans tussen direct en indirect geluid dat op de luisterplaats aankomt verschuift naar meer directheid als gevolg van het indraaien van de luidsprekers. Dat komt omdat een ingedraaide luidspreker wat meer directe energie aan de luisteraar presenteert en wat minder aan de ruimte zelf. Indirect geluid is in de ruimte zelf afgestraalde geluidsenergie, die de luisteraar pas bereikt nadat het eerst via een of meerdere wanden werd gereflecteerd voor het op de luisterplaats arriveert.
In een luisterruimte met uitsluitend vlakke reflecterende zijmuren kan indraaien dus een regelrecht voordeel zijn. Ook de amplitude (sterkte) van de gereflecteerde geluidsenergie wordt gereduceerd als gevolg van indraaien.
Omgekeerd zal de hoeveelheid gereflecteerde geluidsenergie die door de luisteraar wordt gehoord toenemen, als wordt afgezien van het indraaien van de luidsprekers, waardoor vaak een gevoel van grotere ruimtelijkheid en luchtigheid aan de presentatie wordt toegevoegd.
Uitdraaien kan het geluidsbeeld dus opengooien en het gevoel van omhulling door de muziek versterken. Indraaien kan juist leiden tot het toenemen van plaatsingsscherpte (focus) en definitie van de muzikale afbeelding. Ingedraaide luidsprekers leveren vaak een scherper gestoken en duidelijker begrensde ruimtelijke afbeelding. Ook afbeeldingen van individuele instrumenten zijn zo sterker begrensd, vaak meer tastbaard en compacter en niet zo diffuus en losjes of zelfs 'wankel' geplaatst in de ruimte. Die wankelheid zal overigens vooral optreden bij onbehandelde, harde en vlakke wanden.

Bovenstaande overwegingen over het indraaien zullen daarom in een akoestisch geoptimaliseerde ruimte heel anders kunnen uitpakken!

Dat zal zeker het geval zijn als de zijwanden en de voorwand werden behandeld met diffuserpanelen. De nadelige invloed van de ongetemde reflecties, die verantwoordelijk zijn voor een labiele stereofonische illusie, wordt hiermee gereduceerd of geëlimineerd,
maar de akoestische energie zelf blijft volledig behouden in het geluidsveld!


De optimale hoek waarmee luidsprekers moeten worden ingedraaid zal uiteindelijk een geslaagd compromis opleveren tussen te weinig treble en een te krachtig centraal beeld.
Bij sterk indraaien is het alsof het geluidsbeeld wordt scherpgesteld, maar de presentatie is vaak al te helder, te direct en te present, door het ontbreken van voldoende ambiënte geluidsenergie. Bij niet-indraaien is de balans van de treble dan weer 'gladder', maar de stereo-illusie zal vager zijn en omgeven worden door teveel ambiënte energie, die louter 'richtingloze' informatie uit de opnameruimte bevat.

Indraaien heeft zodoende ook directe invloed op de algehele ruimtelijke en ambiënte indruk van de muzikale presentatie, en niet uitsluitend op de klankbalans. Het bovengenoemde compromis mogen we daarom ook best, in elk geval deels, beschouwen als een smaakgebonden uiting van onze eigen voorkeur voor de presentatie van muziek.
Zonder indraaien is er sprake van een groter, weelderiger, minder scherp gestoken geluidsbeeld. Instrumenten worden minder vast omlijnd en de schijnbare presentatie van het instrument lijkt groter, en daardoor een betere nabootsing van de akoestische realiteit, waarin plaatsing helemaal niet zo prominent is als in de meeste hifi-omgevingen wordt nagestreefd. In een (goede) akoestische realiteit lijkt het geluid veel meer de ruimte als geheel te vullen -- er zelfs door te worden 'gedragen'.

Indraaien laat de driedimensionale aspecten van het ambiënte geluidsbeeld meer ineenkrimpen
in ruil voor een exactere plaatsing van de instrumenten. Daar valt ook iets voor te zeggen, omdat we het in de thuissituatie altijd moeten doen zonder de visuele aanwijzingen die we bij een akoestische live-uitvoering automatisch wel meekrijgen.
Zulke visuele aanwijzingen maken de messcherpe plaatsing overbodig die door zoveel liefhebbers sterk wordt nagestreefd op het podium thuis.
Het is daarom juist om deze reden dat ik persoonlijk zo gecharmeerd ben van dipolaire luidsprekers. Zij bezitten het vermogen om beide aspecten met evenveel overtuigingskracht neer te zetten, zodat er niet zo naarstig hoeft te worden gezocht naar "een compromis" tussen ambiance en afbeeldingsscherpte.

Er bestaat geen vervanging voor luisteren en aanpassen en weer luisteren en weer aanpassen, net zolang tot je, voor jouw gevoel, de optimale indraaihoek — veelal dus het beste compromis — hebt gevonden.

En ik kom er nu nogmaals op terug: werk bij dit soort verfijning ontzettend nauwkeurig, om symmetrie absoluut te garanderen!
Je kunt symmetrie visueel controleren, door (exact) midden tussen de luidsprekers op een zodanige luisterafstand plaats te nemen, dat de binnenste of buitenste zijkant van de ene, reeds correct ingedraaide luidspreker als bruikbare referentie voor het identiek indraaien van andere kan dienen. Je kunt symmetrie tevens met de meetlat controleren, want bij al deze kleine aanpassingen moet je er tegelijk ook voor zorgen dat de andere afstanden, zoals die tot de voorwand en de zijwand, niet per ongeluk en ongewild mee veranderen.
Symmetrie is essentieel voor het realiseren van identieke frequentiekarakteristieken voor beide luidsprekers. De links en rechts identieke geluidsaandelen dragen, meer dan je je wellicht realiseert, sterk bij aan de correcte en exacte plaatsing van instrumenten in het geluidsbeeld, en daarmee aan de uiteindelijke overtuigingskracht van het totaalplaatje.


naar boven




Indraaien is het binnenwaarts (naar de luisteraar toe) richten
van de voorzijde van de luidsprekers,
in plaats van deze voorzijde parallel met de wanden te laten lopen.
























indraaien
merk op dat ook de diffuserconfiguratie zelf mee ingedraaid wordt!



Hellingshoek

Een
dipolaire lijnbron, zoals rechts en hieronder op de foto's te zien is, heeft een zeer grote horizontale spreidingskarakteristiek. Om die reden is indraaien over het algemeen niet nodig, of hoogstens in zeer minimale mate, d.w.z. in de orde van grootte van 1 tot 5 graden.
De verticale spreiding is evenwel gering, en om die reden is het nodig om de hellingshoek van de lijnbron zodanig in te stellen dat diens middelpunt ongeveer gericht is op de oorhoogte van de luisteraar of iets erboven.




Bij hoge lijnbronnen -- grote dipolaire schermweergevers zoals hierboven -- zal dit vanzelf al het geval zijn indien zij verticaal, ofwel precies rechtop staand geplaatst worden. Het centrum van de ribbons zal zich zo op, of juist boven oorhoogte bevinden.
Bij kleinere lijnbronnen, zoals de luidspreker rechts, zal dat niet het geval kunnen zijn als ze rechtop geplaatst worden.

De juiste hellingshoek hangt in zulke gevallen dan ook samen
met de gekozen luisterafstand.


Naarmate de luisterafstand groter wordt moet de luidspreker steeds meer rechtstandig worden opgesteld. Naarmate de luisterafstand korter wordt moet de hellingshoek achterover groter worden, om er steeds voor te kunnen zorgen dat het middelpunt van de lijnbron min of meer wordt gericht op, of net boven de luisteraar.

Tegelijkertijd is het bovenstaande slechts een uitgangspunt, een richtsnoer. Het is geen regel die altijd en overal opgaat en strak moet worden gehanteerd.

Wat de hellingshoek echter wèl is: het is een enorm belangrijke parameter, die direct in staat is om een aantal klank- en ruimte-eigenschappen te regelen.
Dat zijn dan precies die eigenschappen, die een correct opgestelde dipolaire lijnbron kunnen onderscheiden van een dynamische puntbron, namelijk zijn grote, gulle ruimtelijke afbeeldingsvermogen, gecombineerd met het vermogen om het muzikale podium haarscherp af te beelden in drie dimensies.
Die eigenschappen zijn in het algemeen afhankelijk van het succes van de opstelling als geheel, maar
in het bijzonder van indraaien en de hellingshoek. Eén of twee graden meer of minder indraaien, en één of twee graden verder of minder ver achterover hellen kan het verschil uitmaken tussen gewoon goede weergave, en verbluffend overtuigende weergave.

Zoals gezegd worden deze parameters vooral bepaald door de gekozen luisterafstand.
In het algemeen kan gesteld worden: hoe groter die luisterafstand, hoe verticaler de luidsprekers kunnen worden neergezet, en hoe minder ze hoeven te worden ingedraaid. Maar omdat het hier wel steeds gaat om uiterst
minimale positieveranderingen -- halve graden helling en millimeters indraaien -- die tegelijkertijd grote klank- en ruimteveranderingen teweeg kunnen brengen, is deze vorm van opstellingsverfijning juist bij dipolaire luidsprekers volkomen doorslaggevend voor het eindresultaat.

Het vraagt tijd, geduld en je persoonlijke inzet om de samenhang van dit alles in je eigen ruimte uit te vogelen en helder te krijgen. De ervaring heeft me geleerd dat niet iedereen genegen is tot zoveel toewijding, en genoegen heeft genomen met een opstelling die relatief snel en spontaan tot stand is gekomen. Er is nooit echt geëxperimenteerd met indraaien en hellingshoek,
laat staan met de relatie die deze twee parameters tot elkaar hebben.

Daar is niets op tegen, zolang je je maar realiseert dat het dan heel goed mogelijk is dat je het volle potentieel van je luidsprekers misschien nooit zult kennen. Ook daar is dan niets op tegen, maar wanneer er ontevredenheid of zelfs teleurstelling over de prestaties in het spel zijn, dan zou je de oorzaak daarvan toch wel in deze richting mogen zoeken.

Je zou, terecht, mogen concluderen dat het opstellen en verfijnen van een normaal, dynamisch luidsprekersysteem net iets gemakkelijker en voor de hand liggender is. Dat komt omdat de parameter "hellingshoek" zelden een rol van betekenis speelt.

En hoe minder parameters er tegelijkertijd "op hun plaats moeten vallen" voor succes, des te gemakkelijker het zal zijn om het resultaat van de opstelling te maximaliseren.

Als je van jezelf weet dat je niet geneigd bent om je gemakkelijk over te geven aan een proces van opstellingsverfijning dat mogelijk weken in beslag kan nemen, is een dipolaire lijnbron misschien niet het type luidspreker waar je als eerste naar moet streven bij aanschaf. Omgekeerd kan het zijn dat je zo'n proces juist als een uitdaging beschouwt, en in dat geval zou het de moeite lonen om bij de aanschaf van nieuwe luidsprekers de dipool ook mee te nemen in je overwegingen.



helingshoek (foto boven en onder)
een volkomen doorslaggevende factor bij kleinere, optimaal opgestelde dipolaire lijnbronnen;
doorgaans niet zo kritisch bij dynamische puntbronnen (dome- of ribbontweeters), mits zij zich op oorhoogte bevinden
een dipolaire lijnbron heeft meestal een ingebouwde mogelijkheid om de hellingshoek in te stellen








Luidsprekeropstellingen
in Asymmetrische Ruimtes


Tot nog toe hebben we de luidsprekeropstelling steeds besproken alsof er sprake zou zijn van
een 'ideale' ruimte, qua grondvorm (footprint) . Dat betekent in principe een (rechthoekige) ruimte, die qua indeling symmetrisch is, alsmede gelijkelijk begrensd aan vier zijden. De eerdere schematische tekeningen lieten dit ook steeds zien. En het is zeker ook zo dat een dergelijke symmetrie te prefereren is, omdat het een optimale opstelling inherent zal bevorderen.
Niettemin zullen we in woonsituaties ook regelmatig andere, asymmetrische grondvormen tegenkomen en daaraan valt uiteraard niets te veranderen...
Hieronder zie je een schematische voorstelling van zo'n ruimte, en de foto's rechts tonen er een in de praktijk.

Wat mogen we verwachten van dergelijke asymmetrisch muziekruimtes, waarbij één zijde in open verbinding staat met een ander deel van het huis of van de woonkamer? En wat mogen we verwachten van op zichzelf symmetrische ruimtes, waarin een symmetrische luidsprekeropstelling niet te realiseren is?

Het is in principe mogelijk om uiteindelijk een bevredigende weergave te realiseren in allerlei soorten van asymmetrisch gevormde luisterruimtes. Niettemin zullen daar vaker compromissen gesloten moeten worden, vooral ten aanzien van de gebruikte luidsprekers en de toe te passen opstelling. Ook kunnen er soms aanvullende akoestische maatregelen nodig zijn, bovenop de algemeen te nemen maatregelen.

 

In bovenstaande ruimte ontbreekt er, min of meer, één zijmuur, waardoor er toegang is tot de rest van het huis, tot een open keuken, tot een eetgedeelte of tot een extra zitgedeelte.
De linker luidspreker zal hier meer roomgain ondervinden dan de rechter, als gevolg van de relatieve nabijheid van de linkse kamerhoek en het volledig ontbreken van een hoekvorm rechts. Hoe dichter de luidspreker in die hoek moet worden geplaatst, des te meer basversterking er eenzijdig zal optreden, en des te meer asymmetrie er hoorbaar kan worden in het ruimtelijke deel van het geluidsbeeld. De rechter luidspreker zal duidelijk minder roomgain ondervinden, en dit links/rechts verschil creëert vaak een serieuze en hoorbare onbalans in de laagweergave (klankbalans) en de ruimtelijke weergave.
Als je met dat compromis kunt leven is er niets aan de hand.
Als de asymmetrie je tegen gaat staan kan een oplossing ervoor tweeledig zijn.

Ten eerste dienen beide luidsprekers behoorlijk ver van de voorwand en de zijwand te worden geplaatst, zoals de foto rechts toont.
Dat zoiets in een kleine ruimte niet heel praktisch voor de doorloop zal zijn is uiteraard evident. Deze maatregel zal de roomgain die de linker luidspreker ondervindt zoveel mogelijk reduceren tot een nivo dat bijna gelijk zal zijn aan dat wat de rechter luidspreker ondervindt.

Ten tweede zou er een speciaal absorberend element voor de lage tonen (bijv. een Tube Trap of een afgestemde basstrap) in de linkerhoek kunnen worden geplaatst. Hierdoor zal de overdaad aan akoestische energie aan de linkerzijde kunnen worden geabsorbeerd.
De twee kleine foto's rechts laten zien dat er zo'n extra absorberend element voor het midlaag wordt 'ingebouwd', om vervolgens aan het zicht te worden onttrokken door een gordijn.


Zonder zo'n succesvolle, in dit geval zelfs tweeledige oplossing, zal het zomaar niet mogelijk zijn om
een identiek evenwicht te bewerkstelligen, zoals dat vanzelf zou optreden als de ruimte van zichzelf symmetrisch zou zijn. Een compromis ligt hier altijd wel op de loer...

Overigens zouden zowel een draaiing van 90° als 180° in bovenstaande luisterdriehoek ook heel gunstig kunnen uitpakken.
De directe omgeving van de luidsprekers, die altijd de grootste invloed uitoefent op de weergave, wordt hierdoor immers wel symmetrisch!
De luisterplaats zelf zal dan asymmetrisch in de breedte van de ruimte geplaatst zijn,
maar dit kan juist een voordeel zijn. Er zullen dan mogelijk ook compenserende maatregelen moeten worden genomen, maar omdat de basis al meteen een stuk beter is, zal het eindresultaat dat in principe ook zijn.


naar boven












een asymmetrische ruimte:
de rechtse luidspreker staat vrij in de ruimte,
terwijl de linkse een hoek 'ziet'...







onder:
extra element voor laag- en midlaagabsorptie in één hoek
tbv het (deels) opheffen van de asymmetrische room-gain






Erker of Uitbouw

Als een ruimte is voorzien van
niet-parallelle wanden, zoals in de twee voorbeelden rechts het geval is met een erker, dan zou het zeker de beste optie zijn om de luidsprekers aan het vernauwde uiteinde op te stellen.


De tekening rechtsonder toont dus
de minder geslaagde opstellingskeuze; de tekening rechtsboven toont de correcte keuze bij een situatie waarin een erker of gelijksoortige uitbouw aanwezig is.

Het probleem met de onderste opstelling bestaat uit het gegeven dat de
toch al schadelijke zijreflecties (vroege reflecties) bovendien ook nog eens op de luisterplaats worden gericht dankzij de schuine wanden!

Bij de bovenste opstelling worden die zijreflecties juist op een correcte en natuurlijke wijze
weggeleid van de luisteraar.


Controleruimtes in opnamestudio's maken vaak gebruik van deze
grondvorm, precies om bovengenoemde redenen.

Door een creatief ontwerp kan het voorste deel van de ruimte, waarin de luidsprekers zijn opgesteld, daadwerkelijk
een "reflectiearme zone" worden genoemd -- een zone waarin vroege reflecties worden weggeleid van de luisterplaats.

De tekening hieronder laat iets over dit principe zien.













wat te doen met een erker of uitbouw...







Wel symmetrie, maar...
op de Lange of de Korte Wand ?


De voorgaande voorbeelden gingen er steeds van uit dat de luidsprekers
voor de kortste wand zullen worden geplaatst. Dat is en blijft, in een rechthoekige ruimte, de meest voor de hand liggende en primair geadviseerde basisopstelling!

Zo'n 'traditionele' opstelling voorziet immers in een maximale speelruimte bij het naar voren brengen van de luidsprekers, met voldoende afstand tot de voorwand om
veel ademruimte achter de speakers te creëren. Het is ook voor de hand liggend om die basisopstelling te kiezen omdat deze, behalve ademruimte achter, ook een royale luisterafstand mogelijk maakt. En die luisterafstand -- we bespraken het eerder in dit artikel al -- is soms een criterium dat doorslaggevend zal zijn bij grotere drie- en vierwegsystemen, die een grotere luisterafstand op grond van hun ontwerpparameters gewoon nodig hebben om het geluid van de afzonderlijke luidsprekerunits samen te laten vallen tot één homogeen geluidsveld. Daarvoor is "afstand" nodig.

Ademruimte en luisterafstand kunnen bij een opstelling op de lange wand vaak niet adequaat worden ingevuld, zodat de keuze dan meestal, en terecht, op een korte wandopstelling valt.

Toch heeft, in bepaalde gevallen, de opstelling van luidsprekers voor de
langste wand, hiernaast in de basis getoond, meer voor- dan nadelen.
Onder de schematische tekening zie je een foto van een dergelijke opstelling in de praktijk -- een die de eigenaar meer dan tevreden kan stellen, terwijl er in deze ruimte evengoed voor een lengte-opstelling zou kunnen worden gekozen.

Plaatsing
'op de lange kant' heeft een meer directe, en intiemere geluidsbeleving tot gevolg. Er is daarnaast minder tot geen storende vroege gereflecteerde geluidsenergie hoorbaar die de luisterplaats bereikt via de zijwanden. Het voordeel daarvan is een ongekleurde klankbalans, meer tonale zuiverheid en ook meer accuratesse in de ruimtelijke afbeeldingskwaliteit. De luidsprekers zelf zullen hier meer hoorbaar zijn en het aandeel van de kamer zal navenant geringer zijn.
Het geluid neigt naar meer directheid, detail, presentie en initimiteit (minder 'afstandelijk').

Plaatsing op de lange wand is uiteraard alleen met enig succes uitvoerbaar als de ruimte
breed genoeg is om voldoende ademruimte achter de luidsprekers te realiseren en om tegelijkertijd ook een correcte luisterafstand te scheppen. Meestal zal er dan niet veel ruimte over zijn om ook achter de luisterplaats nog veel ademruimte tot de achterwand te scheppen.
Dit alles leidt tot duidelijke problemen bij de meeste vloerstaande luidsprekers, want er zal sprake zijn van een forse, tweevoudige room-gain door de nabijheid van zowel de voor- als de achterwand. Zoals we eerder al bespraken kan die room-gain bij een wat kleiner luidsprekersysteem, en in het bijzonder ook bij gesloten luidsprekersystemen, juist als een voordeel uitpakken! Dat is bijvoorbeeld het geval bij de opstelling die in de foto rechts te zien is.

Er behoort in elk geval genoeg
luisterafstand over te blijven om de luidsprekers zelf toe te staan dat zij een homogeen klank- en ruimtebeeld kunnen ontwikkelen. Kleine tweewegsystemen, zowel monitors als gesloten vloerstaanders, voorzien van 12dB of steilere scheidingsfilters, kunnen meestal probleemloos op deze manier worden opgesteld. Bij 6dB filtering, maar ook bij de meeste drie- of meerwegsystemen ongeacht hun filtering, ontstaan snel problemen door een te geringe luisterafstand: het geluidsbeeld, dat het product is van drie of meer afzonderlijke luidsprekerunits, kan dan niet homogeen worden neergezet.

Als de klankbalans duidelijk varieert door de luisterhoogte en/of de luisterafstand te wijzigen is dat een duidelijke aanwijzing dat het geluidsbeeld nog niet coherent, d.w.z. als één compleet geluidsveld, op de luisterplaats arriveert.
Dat zou dan een doorslaggevende reden zijn om toch maar af te zien van deze opstellingsvariant, of om een luidsprekersysteem aan te schaffen dat wel geschikt blijkt te zijn voor een dergelijke korte luisterafstand.

Bij een opstelling als deze is het meestal onvermijdelijk dat je met je hoofd tamelijk
dicht voor de achterwand komt te zitten. Dat kan betekenen dat je dan een stuk ambiance - dat is: ruimtelijke informatie over de opnameruimte zelf -- zult moeten inleveren, vooral achter de luisterplaats.
Voordat je dus definitief zou besluiten om een opstelling als deze permanent te maken, zal het zaak zijn om juist dit aspect zorgvuldig uit te luisteren, om vervolgens te besluiten of er op dit punt een compromis moet worden gesloten, hoe groot het dan is, en of je er wel toe bereid bent om het te sluiten.

Omdat het tegelijk ook nogal lastig is, zo niet onmogelijk, om in een uur tijd, dan wel in één avondsessie, alle factoren rondom een nieuwe opstelling te beoordelen, zelfs voor geoefende luisteraars, is het altijd aan te raden om eerst enige tijd te leven met een zo fundamenteel andere opstelling op de lange kant.








plaatsing op de lange wand

Wel symmetrie, maar...
toch een asymmetrische opstelling!


Als laatste variant voor de fundamentele luidsprekeropstelling zou je kunnen overwegen om de luidsprekers
in een schuine hoek ten opzichte van de kamermuren op te stellen.

De tekening hiernaast laat dit schematisch zien.

Een opstelling zoals deze wordt soms toegepast als een goed geluid verkregen moet worden in zoiets als een kleine hotelkamer tijdens een hifi-show.

Deze opstelling heeft het meeste succes als er kleinere luidsprekers worden toegepast in een relatief kleine ruimte.
Het voordeel is dat de vroege reflecties vanaf de zijwanden sterk worden gereduceerd op de luisterplaats. Een mogelijk nadeel is dat deze opstelling het grootste deel van het beschikbare vloeroppervlak in beslag neemt.

Doordat de luidsprekers de ruimte zowel in de lengte als in de breedte
asymmetrisch aanspreken wordt het aandeel van storende ruimteresonanties of staande golven zoveel mogelijk beperkt. Let op het woord "beperkt"... ze worden namelijk niet geëlimineerd!

We zagen eerder in dit artikel al dat het grootste nadeel van kleine ruimtes in feite de geïsoleerde ligging is van een gering aantal ruimteresonanties. Dat gegeven zal niet veranderen door deze asymmetrische opstelling. Wat dus wel zal veranderen is de wijze waarop ze worden aangesproken, en dat kan net de doorslag geven voor deze opstellingsvariant, die het meest geschikt lijkt voor kleine, dedicated muziekruimtes thuis (een slaapkamer als luisterruimte), met daarin kleine, gesloten vloerstaande luidsprekers of monitors op een standaard.
Wanneer je een dergelijke ruimte ter beschikking hebt loont het de moeite om te experimenteren met het verschil tussen de symmetrische en de asymmetrische opstelling. Mogelijk zal één van de twee de doorslag geven, zodat je vanaf dat moment in elk geval weet wat de beste opstellingsvariant is in de beperkte ruimte..


naar boven






asymmetrische opstelling in een symmetrische ruimte





Plaatsing van Dipolaire
en
Bipolaire Luidsprekers


Dipolaire
luidsprekers
stralen een identiek geluidsveld af aan zowel de voorkant als de achterkant. Beide geluidsvelden hebben een faseverschil van 180°. Een electrostaat (electrostatische luidspreker) is eveneens een dipoolstraler. Bij dipolaireluidsprekers is het geluidsproducerende membraan in de vrije lucht opgehangen. Er is geen luidsprekerkast of behuizing die het aan de achterzijde uitgestraalde geluidsveld opvangt.
Zodoende wordt er evenveel geluid aan de voorkant afgestraald als aan de achterkant.

De achterwaarts afgestraalde geluidsgolf is
in tegenfase met de voorwaartse golf. Dat betekent dat als het membraan voorwaarts beweegt, en zo een overdruk aan de voorkant van het membraan opwekt, er tegelijkertijd aan de achterzijde een identieke onderdruk ontstaat.

Een bipolaire luidspreker bestaat uit een set conventionele dynamische luidsprekerunits aan de voorzijde èn aan de achterzijde van de kastbehuizing. De voor en achter afgestraalde golven van een bipolaire luidspreker zijn in fase met elkaar.

Beide luidsprekertypen hebben ietwat andere opstellingsvereisten dan
conventionele, dynamische luidsprekers. De interactie tussen bipolaire / dipolaire luidsprekers en de luisterruimte is, als gevolg van hun afwijkende werk- en bouwwijze, eveneens afwijkend tov de normale interactie van een dynamische luidspreker.

De belangrijkste overweging bij het plaatsen van dipolaire en bipolaire luidsprekers is op welke wijze de grotere rol van de muur of wand achter de luidsprekers (de voorwand) in de weergave kan worden beheerst en benut.


Meer en anders
dan bij gewone dynamische luidsprekers — ook puntbronluidsprekers genoemd — heeft deze voorwand een veel krachtiger invloed op het complete frequentiespectrum, maar vooral ook op de ruimtelijke aspecten van een muzikale presentatie.

Hier staat tegenover dat de invloed van de zijwanden en het plafond duidelijk
lager, en minder kritisch is.
Dipolaire luidsprekers stralen onmiddellijk links en rechts zeer weinig geluidsenergie af, zodat vroege reflecties via zijwanden, vloer en plafond een kleinere rol spelen dan bij dynamische luidsprekers.

Normaal gesproken houden dipoolstralers heel erg van een reflecterende voorwand, die op strategische plekken (maar in elk geval binnen de eerste reflectiezones) is aangevuld met verstrooiende objecten of echte diffusers.
Ze houden helemaal niet van een gedempte voorwand.


Een sterk absorberende voorwand zou
een rem zetten op het dipolaire afstraalpatroon, en zo een belangrijk deel van de charme van dit specifieke luidsprekerontwerp tenietdoen. De achterwaarts afgestraalde geluidsenergie hoort er beslist bij.

Als de voorwand echter alleen maar vlak is, en er worden verder geen geluidsbrekende of verstrooiende objecten tegenaan geplaatst of opgehangen, dan zal de gereflecteerde geluidsenergie niet op de meest voordelige manier samenvallen met het directe geluid. Het ruimtelijk beeld zal kleiner zijn dan feitelijk mogelijk en de bedoeling is.
Boekenkasten, direct achter dipoolstralers geplaatst,
helpen om de achterwaarts afgestraalde geluidsenergie te verstrooien, net zoals open haarden, meubels en andere onregelmatig gevormde objecten. Tube traps kunnen ook direct achter dipoolstralers worden opgesteld, maar dan wel met hun reflecterende kant de ruimte in wijzend!

In de meest ideale luistersituatie is de wand achter dipolaire luidsprekers voorzien van akoestische diffusers. Op die manier kan de integratie van het voor- en achterwaarts afgestraalde geluidsveld zich naadloos voltrekken.

Zo'n opstelling is te zien in de foto rechts, met de rood-zwarte dipolaire luidsprekers.


Dipolaire luidsprekers worden meestal behoorlijk ver de kamer in geplaatst, zeer zeker als er op de voorwand geen diffusers worden toegepast.
Ze kunnen in elk geval nooit pal voor een wand worden geplaatst en dan een groot en diep geluidsbeeld neerzetten.

Compromissen zijn op dit punt eigenlijk niet mogelijk met dipolaire speakers. Als niet aan deze minimale voorwaarden voor de basisopstelling kan worden voldaan, is het eigenlijk beter om in zo'n situatie puntbronstralers (normale dynamische speakers) op te stellen.
De gebrekkige omvang en diepte van het ruimtelijk beeld valt niet te verdedigen met het argument dat het nog altijd wel
vloeibaar en gemakkelijk klinkt uit zo'n dipoolstraler. Zulke klankeigenschappen kunnen evengoed door een conventioneel luidsprekersysteem worden gerealiseerd, dat doorgaans veel gemakkelijker optimaal kan worden opgesteld in je ruimte.

Als je echter bereid bent om een deel van de (dedicated) ruimte te reserveren voor een optimale opstelling, kan het zeker zinvol zijn om een dipolaire luidspreker te beluisteren. Dit type luidspreker heeft enkele unieke voordelen tov een dynamisch systeem, en die geven vaak de doorslag bij de aanschaf van een dipoolstraler.

Het is eveneens wijs om hieraan te denken, als je eens naar een optimaal opgestelde electrostaat of magnetostaat kunt luisteren op een hifi-show of bij een dealer. Een impulsieve aankoop van deze geweldige weergever kan je dan bespaard blijven...
Ik denk namelijk dat degene die zich thuis heeft verkeken op de opstelling van een dipoolstraler bijna altijd slechter af is dan de luisteraar met een onbevredigende opstelling van normale luidsprekers.
Gebrekkig opgestelde electrostatische en magnetostatische luidsprekers kunnen ook werkelijk verschrikkelijk gebrekkig klinken als het tegenzit.

Het is dan nauwelijks mogelijk om er lang met genoegen naar te luisteren.
Maar wie de ruimte heeft en de geneugten leerde kennen, wil vaak niets anders meer dan een dipolaire luidspreker...



naar boven




dipolair nirvana: "the Full Range" van Apogee









opstelling van dipolaire luidsprekers in een met akoestische diffusers behandelde omgeving

Subwoofer:
Installatie en -Opstelling


Het is vrij gemakkelijk om een subwoofer in je systeem op te nemen en dan meer bas te horen. Het is behoorlijk moeilijk om de bas van deze subwoofer correct te integreren met het geluid van je hoofdluidsprekers.
Lage bas die door een subwoofer wordt weergegeven kan behoorlijk verschillend klinken van de basweergave die wordt gereproduceerd door de kleinere conussen in de linker en rechter hoofdluidspreker. Een goed geïntegreerde subwoofer kenmerkt zich door een naadloze overgang in het geluidsveld, maar niet door boemend gerommel dat ergens onderin het frequentiegebied zinloos aan de muziek wordt toegevoegd. Je muziek zou niets van het natuurlijke karakter moeten verliezen als gevolg van het inzetten van een subwoofer. Een gebrekkig geïntegreerde subwoofer zal dik, zwaar, boemend en onnatuurlijk klinken, en je er voortdurend aan herinneren dat je kleinere luidsprekers hebt staan met een grote subwoofer erbij...

Het integreren van een subwoofer in je systeem is een uitdaging die minstens zo groot is als het uitwerken van een optimale opstelling voor de hoofdluidsprekers zelf.
Natuurkunde speelt hier soms een primaire rol: het hoofdsysteem heeft vaak kleine, snelle en lichte conussen, terwijl die van de subwoofer vaak groot en zwaar is. De subwoofer is ontworpen voor het afstralen van grote hoeveelheden lage bas, niet voor het weergeven van details. De hogere basweergave van de hoofdspeakers zal in principe snel, schoon en gearticuleerd kunnen zijn. De bas van de subwoofer is vaak trager en zwaarder.

Het realiseren van een goede integratie tussen kleinere hoofdluidsprekers en een subwoofer is doorgaans gemakkelijker als er een compleet systeem wordt aangeschaft, door één fabrikant voor dit specifieke doel ontworpen. Zulke systemen zijn afgestemd op onderlinge samenwerking, en op het leveren van een soepel verlopende overgang van subwoofer naar hoofdspeaker. Het inwendige scheidingsfilter, dat het
basaandeel verwijdert uit het audiosignaal dat aan de hoofdluidsprekers wordt aangeboden en tegelijk de lage, midden- en hoge frequenties uit het signaal verwijdert dat naar de subwoofer wordt gestuurd is voor dit alles verantwoordelijk. Als de ontwerpcriteria en uitwerking ervan aan één fabrikant kan worden overgelaten is er een grotere kans van slagen, d.w.z. een naadloos verlopende overgang tussen subwoofer en hoofdluidsprekers. Die kans is groter dan wanneer de subwoofer een los component is van een andere fabrikant, die in het systeem werd opgenomen om "het laagste laag te verzorgen".

Als je dan toch een subwoofer wilt kopen van een andere fabrikant als het hoofdsysteem, dan kunnen verschillende regelaars (op meer geavanceerdere modellen) je hopelijk helpen om zo'n sub goed te integreren met de rest van de weergeefketen.
De aanwezigheid van dergelijke regelmogelijkheden is dan
een must, niet een optie...!


Eén zo'n regelaar maakt het mogelijk om de
scheidingsfrequentie of kantelfrequentie in te stellen.
Deze instelling regelt de frequentie waarbij de overgang tussen de subwoofer en de hoofdluidsprekers Deze instelling regelt de frequentie waarbij de overgang tussen de subwoofer en de hoofdluidsprekers (soms ook satellieten genoemd) plaatsvindt. Frequenties lager dan de kantelfrequentie worden door de subwoofer gereproduceerd; alle hogere frequenties worden door de hoofdluidsprekers weergegeven. Als die klein zijn en dus niet zo laag in het basgebied kunnen weergeven zal er snel sprake zijn van een hoorbaar "gat" in de frequentie-overdracht. Er zal een (klein) frequentiegebied zijn dat noch door de subwoofer, noch door de satellieten wordt weergegeven.
Het is duidelijk hoorbaar, als de bas op die manier wat uitgedund wordt.
Een te hoog gekozen instelling van de kantelfrequentie levert ook een gebrekkige integratie op, maar om een andere reden. De grote conus van de subwoofer is ontworpen voor het weergeven van lage bassen. Wanneer hem wordt gevraagd om ook hogere bassen weer te geven (door een hogere kantelfrequentie in te stellen) zullen deze frequenties minder helder en omlijnd worden weergegeven, dan wanneer zij werden gereproduceerd door de kleinere hoofdluidsprekers.
Het vinden van de juiste kantelfrequentie is daarom de eerste stap op weg naar een goede integratie van de subwoofer met de rest van het systeem. De meeste gebruiksaanwijzingen die met een subwoofer worden meegeleverd geven instructies voor het instellen van de kantelfrequentie. Als vuistregel kan gelden: hoe lager de scheidingsfrequentie in te stellen is, hoe beter.

Een andere regelaar is die welke meestal aangeduid wordt met de term "Phase" of "Phase-Control" [Fase of Faseregeling].
Om de werking van de faseregeling bij een subwoofer te begrijpen kun je je een geluidsgolf voorstellen, die tegelijkertijd door zowel de subwoofer als de hoofdluidsprekers wordt afgestraald — in fase dus. Dit kan in principe alleen een geluidsgolf op de kantelfrequentie of heel dicht daarbij zijn, aangezien dit de enige frequenties zijn die in de praktijk tegelijkertijd door beide luidsprekers kunnen worden weergegeven.

De crux is:
Tenzij de hoofdluidsprekers en de subwoofer op identieke afstand van je oren zijn opgesteld, zullen die twee afzonderlijke geluidsgolven je oren op iets verschillende momenten bereiken, ofwel een verschillende fase hebben ter plaatse van de luisteraar, terwijl ze niettemin wel correct in fase worden afgestraald door de beide systemen!

Ook elektronica in de subwoofer zelf kan een fasverschuiving in het signaal introduceren.

Een traploze en alleen een traploze (!) faseregeling maakt het mogelijk om de geluidsgolf die door de subwoofer wordt afgestraald zodanig in tijd te vertragen, dat deze op hetzelfde moment (= in fase) als de geluidsgolf van het hoofdsysteem bij de luisteraar arriveert.
Als de twee geluidsaandelen uit verschillende bronnen in correcte fase worden gereproduceerd, is er meteen sprake van een samenhangend en geïntegreerd geluid; het is dan niet langer alsof er een luidsprekersysteem met een subwoofer staat te spelen. Als dat niet het geval is kun je het vergeten. De enige mogelijkheid is dan om de afstand tussen subwoofer en hoofdsysteem fysiek exact gelijk te maken.

Eén manier voor het afstellen van de traploze faseregelaar is, om vanaf de luisterpositie te luisteren naar een stuk muziek terwijl iemand anders de regelaar zodanig instelt, dat de subwoofer de gladste overgang en weergavekarakteristiek ten gehore brengt.

Een betere, meer precieze methode voor het instellen van de fase garandeert een perfecte fasezuiverheid tussen subwoofer en satellieten.
Die werkt zo: sluit allereerst de kabels achterop het hoofdsysteem
omgekeerd aan, zodat de zwarte luidsprekerkabel op de rode terminal van de luidsprekers komt te zitten en de rode kabel op de zwarte terminal.
Doe dit met beide luidsprekers!!!
Je zult een test-CD, toongenerator of meetsoftware moeten gebruiken om een zuivere sinustoon van de ingestelde kantelfrequentie van de subwoofer te genereren. Terwijl je zelf weer in de luisterstoel plaatsneemt, laat je iemand anders de faseregelaar instellen, totdat je de minste hoeveelheid bas hoort.
Op dat punt is de faseregelaar voor de subwoofer perfect ingesteld.
Keer vervolgens de kabels achterop de hoofdluidsprekers weer om in de originele en correcte aansluitpositie:
rood op rood en zwart op zwart.

Door deze procedure te volgen doe je het volgende: het omkeren van de absolute polariteit van de hoofdluidsprekers maakt dat ze nu
in tegenfase met de subwoofer zijn aangesloten (die als het goed is wel correct is aangesloten middels rood op rood en zwart op zwart). Bij het afspelen van het testsignaal met dezelfde frequentie als de kantelfrequentie van de subwoofer, zal die toon door beide hoofdluidsprekers plus de subwoofer tegelijk worden afgestraald.
De minste bas zal hoorbaar zijn, als de geluidsgolven van de hoofdluidsprekers en die van de subwoofer maximaal uit fase zijn (dit is ook wat beoogd werd met de procedure). Dat is dus het geval wanneer de conus van de hoofdluidspreker achterwaarts, en die van de subwoofer voortwaarts beweegt. De twee uit fase afgestraalde geluidsgolven doven elkaar uit, waardoor er nog maar weinig bas hoorbaar is. Als nu de absolute polariteit van de hoofdluidsprekers weer correct wordt aangesloten (dus weer in fase met de subwoofer), zullen de conussen juist maximaal in fase zijn met die van de subwoofer en de meeste bas is nu op de luisterplaats hoorbaar in correcte fase.
Dit is de meest zuivere methode voor het instellen van de relatieve fase tussen subwoofer en satellieten.
En nogmaals: zonder een
traploos instelbare faseregelaar is correcte instelling (en integratie) dus absoluut onmogelijk.


Veel subwoofers zijn helaas uitgerust met een faseregelaar die in twee stappen (0 of 180°), of in vier stappen van elk 90° instelbaar is. Aangezien de faseverschuiving tussen de subwoofer en de hoofdluidsprekers geïntroduceerd wordt als een direct uitvloeisel van hun ongelijke fysieke luisterafstanden tot de luisteraar, kan die verschuiving net zo makkelijk 58° of 233° zijn. Geen van de twee of vier fase-instellingen kan hier tot een naadloos aansluitend fasegedrag leiden.

Het enige wat je in zo'n situatie nog kunt doen is de luisterafstand tussen subwoofer en luisteraar zodanig wijzigen, dat de faseverschuiving zodanig is dat deze precies samenvalt met één van de twee of vier regelstanden (0
° /90° /180° /270° ). De methode om dit te controleren is verder hetzelfde als die welke werd beschreven voor het instellen van een traploze faseregelaar.

Betere en meer complete integratie kan worden gerealiseerd door het toevoegen van twee (of meer) subwoofers aan het systeem. Twee subwoofers drijven de lucht in de ruimte op een meer uniforme wijze aan, en zullen (indien correct gepositioneerd) minder staande golven opwekken en ruimteresonanties aanspreken voor het bereiken van een gegeven geluidsdruk als met één subwoofer mogelijk is. Het gevolg is een gladdere basweergave met meer integratie met de hoofdluidsprekers.

Het is mogelijk om meer dynamische impact en helderderheid in de basweergave te krijgen door de subwoofer in de buurt van de luisterpositie op te stellen — deze vrijheid heb je zonder meer met een traploos regelbare faseregelaar! De korte afstand maakt dat het geluidsaandeel van de subwoofer beduidend directer is, en minder vermengd met reflecties op de luisterplaats aankomt. Je hoort — en voelt — meer van de kracht van de laagfrequente geluidsgolven van de subwoofer, hetgeen de fysieke sensatie en impact van de muziek kan versterken. De bas is bij correcte opstelling indrukwekkender, krachtiger en dynamischer wanneer de subwoofer zich dicht bij de luisterplaats bevindt.

De fysieke locatie van de subwoofer tov het hoofdsysteem heeft dus een enorme invloed
op de hoeveelheid bas die hoorbaar is, alsmede of en in hoeverre deze met de hoofdluidsprekers kan samenvloeien. Correct geplaatst is het basaandeel van een goede subwoofer schoon, strak, snel en krachtig. Zo'n subwoofer voorziet ook in een naadloze en zo 'steil' mogelijke geluidsovergang met de luidsprekers; je zult de subwoofer dan nooit als afzonderlijke luidspreker horen.
Daarentegen zal een gebrekkige subwooferopstelling je met een boemende, soms extreem zware, trage en detailloze eentoonsbas belonen, waarin weinig van de oorspronkelijke dynamische impact en tonale rijkdom is overgebleven — waarschijnlijk presteert het systeem
muzikaal veel beter zonder deze subwoofer.
Het dreunende en trage onderste octaaf kan beter helemaal niet, als heel slecht worden weergegeven.






















twee subwoofers van dezelfde fabrikant als de hoofdluidsprekers,
en bovendien ingebouwd in de wand (flush mount):
soms een niet al te moeilijk te realiseren ideaal!




De simpelste en doeltreffendste methode
om een subwoofer op te stellen.....


.....is door deze dichtbij,
maar liefst pal OP de luisterplaats neer te zetten. Vervolgens haal je de subwoofer ook omhoog van de vloer, zodat deze op oorhoogte komt (soms makkelijker gezegd dan gedaan, ik weet het....).
Maar: hoe beter je die plaats benadert, hoe meer de methode succes gaat hebben!

Als de subwoofer dan exact op de luisterplaats is opgesteld, ook op de juiste luisterhoogte, kan het zoeken naar de beste locatie beginnen! Speel een stuk muziek af, met daarin voortdurend dalende en stijgende basloopjes die het hele onderste frequentiespectrum bestrijken — de meeste jazz met geplukte bas of electrische bas voldoet uitstekend.

En nu komt het....: kruip, met je oren op precies dezelfde hoogte als de subwoofer, wanneer die eenmaal definitief is opgesteld, net zolang in je luisterruimte rond op handen en knieën, tot je de plek hebt gevonden waar de bas het gladst klinkt en waar elke noot zoveel mogelijk hetzelfde volume en helderheid heeft.
Vermijd de posities waarbij sommige noten duidelijk langer blijven 'hangen' en/of trager of dikker klinken dan de meeste andere. Vermijd ook dat de buren je dit zien doen, tenzij je het aan ze kunt uitleggen...

Als de beste plaats dan uiteindelijk al kruipend werd gevonden, kun je de subwoofer precies DAAR neerzetten. Wanneer je weer op je normale luisterplaats zit te luisteren behoort de basweergave nog steeds even optimaal en hoopgevend te klinken als toen je die locatie al kruipend vond.


Door aldus rond te kruipen heb je immers de plaats gevonden — met je oren dichtbij de vloer, overeenkomend met de hoogte waarop het hart van de subwooferconus zich zal bevinden— waarop de minste storende resonantiemodi
hoorbaar zijn. Bijgevolg is die optimale plaats dan ook de positie van waaruit de minste resonanties worden aangesproken.

Je zult waarschijnlijk, al kruipend, meer van dergelijke locaties in de ruimte zijn tegengekomen.
Dat is nuttig, voor het geval opstelling op de beste positie op grote praktische bezwaren zou stuiten. Het is ook nuttig als je zou besluiten om meer dan één subwoofer te gaan opstellen. Als één sub bijv. rechts van je luisterstoel is opgesteld, dan zal op precies dezelfde plaats links van je luisterstoel eenzelfde akoestisch evenwicht bestaan,
op voorwaarde dat de luisterruimte zelf ook symmetrisch is.
Verder zullen er nog minimaal twee, maar waarschijnlijk vier andere plaatsen bestaan — eveneens elkaars spiegelbeelden — die ook tot een aanvaardbaar compromis kunnen leiden voor subwooferopstelling. De al kruipend ontdekte, ideale positie op slechts enkele decimeters boven de vloer heeft namelijk niet alleen een spiegelbeeld aan de andere zijde van de kamerhelft, maar ook een op dezelfde afstand van het plafond...

Wanneer je twee subwoofers gaat toepassen, verdient het aanbeveling om kruipend op zoek te gaan naar
twee symmetrisch verschillende locaties. Daarmee bedoel ik dat de afstanden tot de wanden op de ene locatie liefst flink afwijken van die op de tweede positie, hoewel beide locaties een goede opstelling mogelijk maken!
Door symmetrisch verschillende posities te kiezen wordt vermeden dat de twee subwoofers precies dezelfde afwijkingen in het frequentieverloop introduceren door hun identieke afstanden tot de dichtstbijzijnde wanden. Ook op de beste plaats worden namelijk resonanties aangestoten en staande golven opgewekt, dus een verdubbeling van om het even welk patroon moet liefst worden vermeden!

De tweede subwoofer zal dus op een eveneens optimale locatie komen te staan, die wel over iets andere verhoudingen tot de dichtsbijzijnde wanden beschikt. Een subwoofer op halve kamerhoogte werkt, onder andere om deze reden, zelden bevredigend. De ene dichterbij het plafond en de andere op dezelfde afstand boven de vloer plaatsen levert dan een evenrediger verdeling van resonanties op. Halve kamerhoogte is, net als halve kamerlengte, geen plaats om te vertoeven voor luisteraars en luidsprekers.
De luisteraar zal in een symmetrische ruimte echter meestal wel zelf
op halve kamerbreedte plaatsnemen, om zo een symmetrisch ruimtelijk beeld te kunnen horen. Dat criterium overstijgt dan het nadeel van de halve kamerbreedte als locatie...

Algemene richtlijnen voor het opstellen van subwoofers komen deels overeen met die voor hoofdluidsprekers en fullrange systemen: stel de subwoofer in principe niet op identieke afstanden tot de zijmuur en de achtermuur op (tenzij dit al kruipend toch echt de beste plek bleek te zijn). Varieer de twee of drie afstanden tot de dichtstbijzijnde wanden, opdat de aangesproken resonanties in elk geval over een groter gebied zullen worden verdeeld.








Samenvatting Luidsprekerplaatsing

Het kan niet genoeg worden benadrukt:

luidsprekerplaatsing is de allerbelangrijkste factor voor het verbeteren van alle muzikale en geluidstechnische aspecten van de weergave van het systeem.

Het is in essentie helemaal gratis, het helpt je enorm om je luistervermogens aan te scherpen of alert te houden en het kan het verschil uitmaken tussen middelmatig of
spectaculair geluid, met dezelfde electronika en luidsprekers, en in dezelfde ruimte.

Het getuigt zowel van wijsheid en van gepaste zuinigheid om het totale potentieel van het systeem
eerst middels de optimale luidsprekeropstelling te mobiliseren, alvorens meer geld uit te gaan geven aan het opwaarderen van audiocomponenten en akoestische hulpmiddelen voor het corrigeren van ruimtelijke problematiek.


Nadat de beste positie is gevonden en (met het oog op de toekomst) aan papier of anderssoortige permanente markeringen is toevertrouwd, moeten de luidsprekers tenslotte nog massa-gekoppeld worden aan de vloer — dwz dat de (bijgeleverde) spikes moeten worden geïnstalleerd als je ruimte een massieve (betonnen) vloer heeft. Als je die vloer niet wilt beschadigen kun je het geheel met spikes en al op een zware tegel of een houten plateau plaatsen.

Met behulp van spikes kan elke luidspreker bovendien exact waterpas worden geplaatst — dit is een van de meest cruciale onderdelen voor het handhaven van de noodzakelijke links/rechts symmetrie in de opstelling.
Let er vooral op dat de luidspreker niet wiebelt; het gewicht van de luidspreker moet in principe door alle vier de spikes evenredig worden gedragen (drie spikes kunnen uiteraard niet wiebelen) terwijl deze waterpas staat.

Je hebt gezien dat luidsprekeropstelling actief gebruikt kan worden bij het beheersen van diverse aspecten van de muzikale presentatie. De kwaliteit en kwantiteit van de bas kan gemanipuleerd worden door de afstanden tot wanden te variëren. Hoorbaarheid van ruimteresonanties is eveneens aan deze afstanden gerelateerd, alsmede aan de positie van de luisterstoel. Door aanvullende experimenten, of het laten uitwerken van een akoestische optimalisatie kun je het gepresenteerde geluidsbeeld ook geheel anders gaan beleven. De treble en algehele ruimtelijke indruk kunnen worden gemanipuleerd middels luisterhoogte, en het indraaien en de hellingshoek van de luidsprekers. Ook het evenwicht tussen instrumentenplaatsing in en omvang van het ruimtelijk beeld kan worden verschoven door het indraaien en hellen van de luidsprekers. De diepte van het geluidsbeeld kan toenemen door de luidsprekers ver genoeg vòòr de achtermuur op te stellen.

Al met al een behoorlijke hoeveelheid gratis maatregelen die uitgevoerd kunnen (en zouden moeten) worden, vooraleer de werkelijke akoestiek van een ruimte wordt aangepakt.


Toine Dingemans, 17 januari 2018.



naar boven