Pardon?
Leg dat nog eens uit?
Bestudeer ook de afbeelding
rechts, in samenhang met het bovenstaande en het
onderstaande.
De manier waarop overspraak van luidsprekers helpt
bij de lage frequenties werkt als volgt:
Bij lage frequenties kan
aangenomen worden, dat elk geluid dat uit één
luidspreker komt eenzelfde geluidsdruk zal opleveren bij
beide oren, aangezien het hoofd zelf geen
effectieve hindernis kan zijn voor geluiden met zo'n
lange golflengte. Niettemin
zal het signaal enigszins in tijd vertraagd arriveren
bij het verst verwijderde oor.
Als
er dan een tweede luidspreker is, die precies
hetzelfde laagfrequente signaal afgeeft, dan zal de
ontmoeting van dit tweede paar geluidsgolven met het
eerste paar een samenvoeging opleveren, die de vorm
aanneemt van een nieuwe
geluidsgolf. En wanneer twee
golfvormen worden samengevoegd die wel
een identieke vorm hebben, maar
verschillend zijn
in amplitude en tevens een vast onderling
looptijdsverschil hebben, dan zal het resultaat een
nieuwe golf zijn, waarvan de fase is verschoven. Bij
het ene oor voegt het luidere signaal zich bij het
vertraagde, zachtere signaal. Bij het andere oor
voegt het het zachtere signaal zich bij het
vertraagde, luidere signaal. Het
resultaat zal bij elk afzonderlijk oor bestaan uit
identieke amplitudes, maar verschillende
faseverschuivingen, en aldus wo rdt er tussen de
oren onderling een faseverschil gecreëerd dat in de
juiste verhouding staat tot het oorspronkelijke
intensiteitsverschil tussen de microfoons.
Vanzelfsprekend kan deze overspraak toch nog zorgen
voor versmering van de localiseerbaarheid wanneer je
een van de overwegend gangbare, niet-coïncidente X/Y
microfoontechnieken gebruikt, zoals de techniek met
een kunsthoofd. Het feit dat Blumlein zelf al doorzag
dat deze onvermijdelijke overspraak
localisatieproblemen zou veroorzaken bij hogere
frequenties blijkt overduidelijk uit sommige van de
andere citaten hieronder. Hij leek duidelijk ook met
dit gegeven te worstelen, terwijl hij zijn tekst
voorbereidde.
Het is hoe dan ook een feit
dat we vandaag de dag goed beseffen dat deze
vorm van communicatie tussen twee luidsprekers en
twee oren het voor standaard
stereo en diens surround-familieleden onmogelijk
maakt om een volkomen realistisch en levensecht
podiumbeeld te (her)scheppen!
Oei...
Maar wacht even... er valt nog veel meer te halen bij
Blumlein...
Blumlein's aanwijzingen aan zijn audiofiele
nageslacht gaan namelijk verder met de opmerking dat,
"de localiseerbaarheid
van een virtuele geluidsbron, ten aanzien van het
volledige frequentiebereik,
slechts op een luisteraar kan worden overgebracht
voor posities die tussen de
luidsprekers in liggen." Hieruit blijkt dat
Blumlein zonder meer besefte dat de breedte van het
podium dat hij met luidsprekers kon herscheppen, door
overspraak begrensd werd tot de
ruimte tussen die luidsprekers -- een
serieuze tekortkoming, maar ook één die voor
Blumlein niet heel cruciaal was, omdat hij zich
vooral richtte op ver uit elkaar geplaatste
luidsprekers in grote filmzalen, of in muziekruimtes
die tamelijk smalle schermen of podia hadden, in
vergelijking tot de diepte van zulke ruimtes.
Dit zijn evenwel niet het soort van observaties die
men men normaal gesproken zal toevoegen aan een
patentaanvraag. Het is niet moeilijk te begrijpen
waarom de maximale breedte van het stereofonische
geluidsbeeld begrensd is door de hoek die de
luidsprekers onderspannen op de luisterpositie. Laten
we er eens van uitgaan dat één enkele geluidsbron,
zoals een trompet, zich in het echte leven bevindt op
75° rechts van de luisteraar op het podium. En laten
we er voor het gemak ook van uitgaan dat het geluid
dat de linkse microfoon in een stereo-opnamesetting
bereikt te verwaarlozen is, waardoor er ook geen
hoorbaar geluid uit de linker luidspreker komt
tijdens het afspelen. Het geluid van de trompet
schalt met normale intensiteit uit de rechter
luidspreker. Indien de rechter luidspreker zich onder
de gebruikelijke hoek van 30° bevindt ten opzichte
van de centrale lijn van de normale stereo-
luisterdriehoek, dan zal de trompet ook vanuit die 30°
positie weerklinken, maar
niet vanuit een hoek van 75°, zoals in het echte
leven op het podium. Dit laatste weerspiegelt
uiteraard de normale gang van zaken in alle
levensechte situaties, waarin we zonder moeite de
bron kunnen localiseren van ieder discreet geluid dat
beide oren onbelemmerd bereikt, ongeacht waar het
zich ook mag bevinden.
Hieronder toont de linker
afbeelding datgene wat we onmiddellijk
hierboven bespraken.
De rechter afbeelding hieronder toont een ambiofonische
luidsprekeropstelling, waarbij een
fysieke barrière tussen de luidsprekers het
fenomeen van overspraak door de luidsprekers
elimineert, waardoor de hoek van 75° uit de opname
ook in de weergave kan worden behouden.
Desondanks hebben velen van
ons geluidsopnames gehoord via stereosystemen,
waarbij er soms geluiden werden geproduceerd die van
buiten de luidsprekers leken te
komen!
Sommige
audiofielen menen dat, als ze maar aan perfecte
opnames, luidsprekers, kabels en electronica zouden
kunnen komen, het geluidsbeeld zich tot
ver buiten de luidsprekers zou
kunnen openen. Ook Blumlein zelf was niet genegen om
op dit gebied een nederlaag toe te geven. Hij
schrijft, "maar als het
gewenst zou zijn om een indruk over te brengen dat de
geluidsbron zich heeft verplaatst naar een positie buiten
de ruimte tussen de luidsprekers,
de regelende (studio-)electronica dan zodanig
ingesteld kan worden, dat zij de fase omkeert van de
luidspreker die het verst verwijderd is van het punt
waar de geluidsbron dient te verschijnen, en dat zal
dan afdoende zijn om de gewenste indruk te wekken voor
het laagfrequente geluid."
Let
vooral op dat woord "laagfrequent"!
Dit voorstel is zinvol in een specifieke filmscène,
waarin de fase van één luidspreker kortstondig
omgekeerd kan worden, om zo de dialoog of een
geluidseffect buiten het scherm te laten bewegen,
maar we beseffen maar al te goed dat het voortdurend
(door electronisch ingrijpen) uit-fase brengen van
één luidspreker niet kan werken bij
muziekweergave via een stereodriehoek.
Wat Blumlein hier voorstelt is een primitieve vorm
van logische sturing, waarmee hij dus feitelijk
vooruitblikte op Dolby Pro-Logic! Niettemin heeft hij
ook uitgelegd waarom afbeeldingen soms
verschijnen
buiten de luidsprekerposities. Elke onopzettelijke
fase-omkering
van een richtmicrofoon in een opnamemix, één enkele
(electronisch geregelde) uit-fase luidsprekerunit,
dan wel een grotere faseverschuiving in het
scheidingsfilter van een drie- of vierweg
luidsprekersysteem, en ook een reflectie van de wand achter
een dipolaire luidspreker, kan
zelfs ervaren luisteraars ervan overtuigen dat er op
de een of andere manier een breder geluidsbeeld kan
worden gerealiseerd bij toepassing van de normale
stereotechniek. Maar helaas
kunnen logische sturing, surround codering en zelfs
multikanaals opnamemethoden niet het binaurale ideaal
bereiken waar Blumlein naar streefde.
naar boven
|
Luidspreker-overspraak
in beeld gebracht:
(let vooral ook op de veranderende "vorm" van
het instrument zelf...)
Hoewel een juiste opnametechniek correct getimede
stereosignalen kan opvangen
(zie bovenhelft afbeelding), zal tijdens conventionele
stereoweergave de luidspreker-overspraak
verwarring creëren
tussen de twee oorschelpen, alsook kamfiltering
van het centrale geluidsbeeld.
Overspraak is onvermijdelijk bij het
gebruik van luidsprekers in een conventionele stereo-opstelling.
Artefacten van looptijdverschillen (geluiden die verder
moeten reizen naar het tegenoverliggende oor)
veroorzaken een reductie van
helderheid (versmering) en vervorming
van het timbre
van het centrale geluidsbeeld als
gevolg van kamfiltering.
|