Tot nu toe
werd uitgebreid ingegaan op het begrip nagalmtijd en
de onlosmakelijke relatie daarvan met zowel het
frequentiespectrum als de inhoud van een ruimte en
diens specifieke gebruiksdoel.
De belangrijkste definitie van de nagalmtijd zie je
daarom hieronder nog eens terug.
Nagalmtijd T60 - kortweg, "de
nagalmtijd" in dit artikel
-- beschrijft de tijdsduur die een gegeven ruimte
nodig heeft om de door een geluidsbron uitgestraalde
akoestische energie met 60dB te
verzwakken ten opzichte van de originele
geluidssterkte.
componenten van de
nagalmtijd T60
T30 ?
Soms
kan het nodig zijn om de nagalmtijd T60 op een andere
manier vast te stellen, namelijk door een
tijdsvenster te meten voor een
verval van 30dB (en dus niet
van 60dB).
Vervolgens kan dit tijdsvenster met
twee worden vermenigvuldigd om T60 te vinden.
Ofwel: T60 = 2 x T30.
In de
lawaaierige omgeving die we eerder bespraken maakt
het hoge volume van achtergrondgeluid het feitelijk onmogelijk
om een zuiver verval van 60dB van het testsignaal te
meten.
In een huiselijke omgeving aan
een drukke verkeersweg kunnen er verkeersgeluiden
doordringen en een stoordrempel van 65dB tijdens
pieken opwerpen. Om dan een betrouwbare T60 meting te
realiseren zou de sterkte van het testsignaal ruim
60 dB boven die ruisdrempel van 65dB moeten liggen.
Ofwel: je moet dan gaan meten
met een testsignaal dat ruim 125dB geluidsdruk heeft
en dat is lang niet altijd te realiseren, zeker niet
met beschikbare hifi-luidsprekers.
Het
lukt in zulke situaties dan wel om met een
testsignaal van 30dB boven de ruisdrempel
te meten -- we hebben het dan ongeveer over een 98dB
testsignaal.
Als je nu in bovenstaande definitie van nagalmtijd
het getal "60" vervangt door "30"
en de gemeten tijd vermenigvuldigt met twee, zul je
zeker een voldoende accurate T60 waarde krijgen. Deze
techniek heb ik ook regelmatig moeten toepassen bij
luidsprekers die niet in staat waren om
geluidsdrukken van meer dan 90dB met een testsignaal
neer te zetten en het levert uitstekende resultaten
op.
Het zal zinvol zijn om nu wat nader te gaan bekijken
op welke wijze de factor nagalmtijd zoal tot
uitdrukking kan komen bij het
daadwerkelijk beluisteren van muziek, en
hoe die invloed kan worden herkend en geclassificeerd
als groot, klein of neutraal.
naar boven
Hoe klinkt
Nagalmtijd?
Dit lijkt op het eerste
gezicht best een onzinnige vraag, maar is het
natuurlijk niet!
De eerste echte uitdaging bij het aanpakken van de
akoestiek van een ruimte betreft het identificeren en
in kaart brengen van de verschillende
aandachtsgebieden die gelijktijdig
en in hun samenhang een
waarneembare, al of niet
problematische rol spelen bij
muziekweergave in die ruimte.
Kortom: het
gaat alleereerst om het stellen van een correcte,
maar ook gedetailleerde diagnose.
De verschillende
aandachtsgebieden in zo'n diagnose omvatten:
- De rol van het
patroon van resonantiemodi,
voortvloeiend uit
de afmetingsverhoudingen van de ruimte
zelf. Dit is in feite een indirect
geluidsaandeel, want de hiermee
samenhangende kleuringen (staande golven)
worden niet door de hardware zelf
afgestraald.
Indien gewenst kun je aan de hand van zgn.
ratioberekeningen nog verder gaan
onderzoeken hoe het komt dat de rol van
dit patroon nu precies zo groot, zo klein
of zo neutraal kan zijn in een gegeven
situatie.
- Het
frequentieverloop, dat voor
een belangrijk deel ook het product is
van de gekozen opstelling van
luidsprekers en luisterplaats. Daarnaast
is het onderste deel van het
frequentieverloop (<200Hz)
onlosmakelijk verweven met het patroon
van staande golven. Het frequentieverloop
is zodoende samengesteld uit direct
door de luidsprekers afgestraald geluid, dat
zich mengt met het
gereflecteerde geluidsveld PLUS
het patroon van staande golven uit het
eerste aandachtspunt. Dit
alles op die ene meetplaats, die ook
luisterplaats is!
Het
frequentieverloop (SPL) wordt op de
luisterplaats waargenomen, en is dus
zowel hoorbaar als meetbaar. Het
is de uitdaging om nu te identificeren
hoeveel direct en indirect geluid hier
welke soort frequentie-gerelateerde
problemen voortbrengt, en in welke mate.
- Het patroon
van reflecties dat in
een ruimte manifest is. Reflecties
betreffen uitsluitend het indirecte
geluidsveld, en zijn in feite niet
afzonderlijk als reflecties meetbaar,
temidden van alle overige gemeten
geluidscomponenten. Reflecties en
nagalmkarakter gaan niettemin hand in
hand: een lange nagalmtijd betekent in
essentie veel akoestische energie die
lang kan reflecteren, alvorens met 60dB
uit te sterven tot onhoorbaar.
Hoewel
hand in hand met nagalmtijd, leeft het
patroon van reflecties ook heel sterk
zijn eigen leven uit. Je
kunt dan ook een ruimte bezitten die over
correcte nagalmwaarden beschikt, terwijl
ze tegelijkertijd nog is vergeven van de
ongetemde, en in die hoedanigheid ook
ongewenste reflecties.
Het patroon van reflecties wordt niet
gemeten. Het kan wel heel goed
gehoormatig worden geïdentificeerd in
zijn verschillende hoedanigheden (flutter,
vroege reflecties, eerste reflecties,
bijdrage aan ambiance...).
Reflectiebeheersing wordt standaard
meegenomen in een goed akoestisch plan
van aanpak. Dat kan zowel met absorptie
als diffusie worden gedaan, maar ook met
een combinatie van beide.
- De
breedbandige nagalmtijd van een
ruimte, die het hoofdonderwerp is van dit
artikel. Dit omvat geheel en al het
indirecte geluidsveld, en de mogelijke
manipulaties daarvan. Middels relatief
eenvoudig uit te voeren metingen kan het
nagalmkarakter van een ruimte worden
vastgesteld.
Het
belang van een goede T60-nagalmmeting is
zeer fundamenteel, omdat op basis hiervan
de concrete handvatten worden geboden om voldoende
en correct absorptievermogen in
te brengen in een onbehandelde ruimte.
Het plan van
aanpak baseert zich voor een belangrijk
deel op de nagalmmeting.
Wanneer
audiofielen of muziekliefhebbers overgaan tot technisch
(= analytisch) luisteren,
interpreteren ze datgene wat ze horen verstandelijk,
en koppelen het vervolgens aan hun (innerlijke)
referentiekader. Daar is niks mee mis. We
hebben geen andere keus dan om zo te werken als we
willen onderzoeken, wat technisch
luisteren strikt genomen ook is.
Het is natuurlijk van belang om dat referentiekader
toe te staan om zich, onder druk van groeiende
ervaring, uit te breiden. Dat gaat in de meeste
gevallen vanzelf...
Zuiver psychologisch bezien
zul je moeten vaststellen dat, als bovenstaande vier
akoestische aandachtsgebieden niet
zouden leven in het
referentiekader waarmee geluisterd wordt, ze ook niet
in het eindoordeel zullen worden meegenomen. Wat je niet kent
of herkent zul je
vanzelfsprekend ook niet als zodanig kunnen
interpreteren.
De implicaties van deze conclusie zijn misschien niet
geruststellend, maar lees gerust
verder...
Diagnoses en Referentiekaders
Lang
niet al
het geluid dat op de luisterplek aankomt en daar
wordt gehoord is het directe
product van de hardware - de
apparatuur, de luidsprekers en randvoorwaarden zoals
opstelling en aansluitmethode. Hardware is dan weer
wel helemaal verantwoordelijk voor het
directe geluidsaandeel - dat is zo'n beetje de
helft van het complete
geluidsveld dat op de luisterplaats kan worden
gehoord.
Alles wat onder noemer "indirect
geluidsveld" valt -
feitelijk de andere helft - komt vooral op rekening
van de akoestische infrastructuur van de ruimte en
heeft een relatie tot het
nagalmkarakter daarvan.
Zodoende
is akoestiek de bakermat voor het indirecte
geluidsveld,
zoals hardware de bakermat is voor het directe
geluidsveld.
Dit is geen lobby voor het belang of het recht op
voorrang van akoestiek boven hardware!
Je kunt dankzij het
bovenstaande wel tot
de terechte vaststelling komen dat goed geluid altijd
geregeerd wordt door een tweepartijenstelsel, dat
bovendien een geslaagde
samenwerking weet uit te
drukken!
De indirecte geluidspartij
wordt evenwel het minst en het
minst vaak serieus genomen.
De directe geluidspartij
is daarentegen van huis uit een
heilig huisje.
De gevolgen van zulke 'struisvogelpolitiek'
liegen er natuurlijk niet om en
tonen zich middels hardware die prijskaartjes heeft
waarvoor je ook menige aardige of hele aardige auto
kan kopen. Maar door het gelijktijdig ontbreken van
een infrastructuur voor indirect geluid -- het gebrek
aan akoestische aandacht -- rijden zulke auto's toch
nog als Trabantjes van vóór de val van de muur.
En allemaal rijden ze ook
hetzelfde: bonkig, weinig subtiel en met veel 'geknetter'.
Dit gegeven over de tweedeling
of dualiteit van geluid is
nogal fundamenteel.
Klik HIER voor een uitgebreid
artikel over dit onderwerp.
Akoestiek is, vooral vanwege
deze tweedeling, automatisch een essentieel en
eigenlijk niet te negeren component binnen de totale
weergeefketen geworden, samen met de hardware en de
opstelling.
reflecties maken deel uit
van het indirecte geluidsveld in zowel opname als
weergave...
Het is zinvol om de kunst van
technisch luisteren zodanig te verfijnen dat er
tenminste een idee kan ontstaan over
de oorsprong van problemen die gehoord worden, en
om er niet steeds automatisch van uit te gaan dat er
wel iets zal tekortschieten in de hardware-kant van
de zaak.
Je kunt overigens HIER een
uitgebreid artikel over "Technisch Luisteren"
lezen.
Eerder kwam al even voorbij dat de digitale
hardheid van sommige front-ends
voor het oor even rommelig en chaotisch kan klinken
als een lange nagalmtijd in het middengebied, al of
niet nog verder versterkt door ongetemde reflecties.
Niet altijd zal meteen duidelijk zijn welke factor er
nu echt speelt of dat ze misschien allebei tegelijk
een rol spelen. Het is daarom niet ondenkbaar dat de
schuld ook weleens bij de verkeerde partij wordt
gelegd, of dat slechts één van meerdere aspecten
van een probleem wordt geïdentificeerd, hetgeen
uiteraard altijd op basis van herkenning vanuit het
referentiekader zal gebeuren. Zo kunnen
tegelijkertijd andere aspecten ongeïdentificeerd
blijven, voor wat betreft hun
oorsprong.
Om dezelfde reden is het ook
niet verstandig om de begrippen "nagalmtijd"
en "staande
golven" met elkaar te
verwarren tijdens technisch luisteren, hoewel daar
eveneens weer alle reden toe kan zijn omdat de
hoorbare uitwerkingen zo op elkaar lijken. De opstelling zelf
kan in sommige situaties de
enige, maar wel heel grote
oorzaak zijn van een onregelmatig frequentieverloop. En
zoiets kan evengoed nog bestaan nadat de nagalmtijd
succesvol onder beheersing werd gebracht!
Een instabiel en slecht gefocust stereobeeld kan
veroorzaakt worden door een
lange nagalmtijd, maar ook
bij een volledig beheerst nagalmkarakter kan het
reflectiepatroon (het indirecte geluidsveld)
via vlakke en harde wanden nog altijd zorgen voor
stevige versmering van het geluidsbeeld.
In de meeste praktijkgevallen is de situatie
omgekeerd: een te lange nagalmtijd in het
middengebied levert, samen met sterke reflecties via
harde en vlakke wanden, een drukdoend, onsamenhangend
en niet rustgevend geluidsbeeld op, waarin drie
dimensies weliswaar aanwezig kunnen
zijn, maar niet heel consequent, ruimhartig of
overtuigend.
Aangezien juist een groot deel
van de ruimtelijk beleving van muziek voor rekening
komt van het indirecte geluidsveld, zal het nu wel te
begrijpen zijn dat akoestische optimalisatie voor
grote en onvermoede verbeteringen kan zorgen in het
meer ambiënte deel van de muzikale beleving.
Nagalmtijd werd in zijn simpelste vorm omschreven als
geluid dat twee of drie maten
geleden nog heel relevant was, maar dat intussen
allang uitgestorven had moeten zijn omdat
de muziek ook gewoon wil verdergaan. Het verschijnsel
van een te lange nagalmtijd is daarmee gekoppeld aan
het onvermogen van een ruimte om binnen een voldoende
kort tijdsbestek overtollige akoestische energie weg
te werken. Hoe hoger het geluidsvolume, des te meer
problemen de ruimte zelf zal krijgen met verwerking
van akoestische energie en hoe groter het
nagalmprobleem relatief
gesproken lijkt te worden. Bij
lage volumes kan de ruimte het surplus aan
akoestische energie nog wel kwijt, maar bij hogere
volumes is dat hoe langer hoe minder het geval. En
dat hoor je daadwerkelijk gebeuren
- het toenemen van verzadiging
door indirecte geluidsenergie is prima hoorbaar.
Ik vermoed dat elke liefhebber thuis meer dan eens
akoestische verzadiging heeft kunnen horen, maar
misschien nooit het genoegen heeft ondergaan van
muziek te beleven in een akoestisch geoptimaliseerde
luisteromgeving.
Het zelf op gehoor (grofweg) beoordelen van
nagalmtijd vergt enige oefening, maar door muziek af
te spelen op hoog volume en dit vervolgens ineens
af te zetten (muting), zal
duidelijk hoorbaar zijn of en hoeveel geluid er
blijft naijlen. Niet dat je zoiets dan in één keer
alomvattend kunt horen, maar door dit een aantal
malen te herhalen, mogelijk ook met wisselende
toonhoogtes, zal geleidelijk duidelijk worden welke
frequentiegebieden duidelijk
langer blijven hangen, en welke
duidelijk veel sneller verdwenen zijn. Eén seconde
is in dit verband lang, maar zeker niet
onwaarschijnlijk. Het is ook goed hoorbaar of het ook
alleen de lage tonen zijn die lang blijven naijlen.
Dat hoeft dan niet persé een kwestie van nagalmtijd
alleen te zijn, maar het kan ook door staande golven
worden versterkt en dan is het dus locatie-gebonden!.
Zoiets valt te controleren door het op een andere
locatie, niet zijnde een hoek of dicht daarbij, te
controleren.
De Variabele Balans
Er bestaat in elke luisteromgeving altijd een
bepaalde balans tussen direct en indirect geluid -
het hierboven al besproken "tweepartijenstelsel"
of de dualiteit van het geluid.
Het directe geluid wordt opgewekt door de
luidsprekers en bereikt de oren van de luisteraar
zonder enige omweg. Het indirecte geluid werd
eveneens door de luidsprekers uitgestraald, maar
bereikt de luisteraar pas na 1, 2, 4 of 10
oppervlakken te hebben geraakt en daardoor te zijn
gereflecteerd. Dit alles samen zijn de "vroege
en late reflecties" en het gebied van nagalm --
zie de eerdere afbeelding.
Gereflecteerd geluid bereikt de oren van de
luisteraar nooit in zijn oorspronkelijke, dwz direct
uitgestraalde vorm, omdat elk oppervlak het geluid frequentie-afhankelijk
reflecteert en tenminste iets zal wegnemen uit
het oorspronkelijke signaal, en bovendien ook de
richting van dat geluid zal veranderen. Dat kan
dankzij het principe van "hoek
van inval = hoek van weerkaatsing".
De reflectie die uiteindelijk de oren van de
luisteraar bereikt zal dus "gekleurd"
zijn. Nagalmtijd kan om die reden dus een bron van
kleuring zijn voor het oorspronkelijke signaal en die
kleuring is permanent en ongewenst. Dat betekent dat
deze aanwezig is als een
alomtegenwoordige signatuur, die
alle weergegeven muziek in die ruimte kleurt.
Kleuring is de altijd
allesoverheersende deken van een beperkt
frequentiegebied, dat zichzelf
veel belangrijker acht dan de rest (al kan het daar
zelf niks aan doen...)
De geluidssterkte is vanzelfsprekend bepalend voor de
hoeveelheid akoestische energie die in een ruimte
ingevoerd wordt. Een ruimte is van zichzelf, op grond
van zijn constructie en aankleding, in staat om een
bepaalde, in principe begrensde
hoeveelheid
energie te neutraliseren binnen
een bepaald tijdsvenster.
Wanneer er, eenmaal op dat
punt aangekomen, nóg meer energie in de ruimte wordt
ingebracht, ontstaat geleidelijke verzadiging. De ruimte krijgt dan
simpelweg meer energie toegevoerd dan ze in dezelfde
tijd kan afvoeren of neutraliseren.
Dat is dan de variabele
balans: het verschijnsel dat de
ruimte zowel frequentie-afhankelijk als geluidsdruk-afhankelijk
verzadigd kan raken met akoestische energie, die zij
onmogelijk nog kan neutraliseren en die in de vorm
van indirecte geluidsenergie blijft
rondwaren in de ruimte.
Dat
is, in weer eens een andere one-liner, de essentie
van een te lange nagalmtijd.
Als de ruimte beter in
staat zou zijn om de overtollige energie te
neutraliseren door absorptie, dan zou de hoeveelheid
indirecte geluidsenergie automatisch lager
uitvallen en de gelijktijdig
aanwezige directe geluidsenergie navenant manifester
maken. Bij een te lange nagalmtijd
gaat het directe geluid,
dat verantwoordelijk is voor afbeeldingsscherpte,
definitie, focus en driedimensionaliteit in het
geluidsbeeld ten onder aan
indirect geluid, dat
verantwoordelijk is voor de ruimtelijke
schaalafbeelding, voor het hoorbare uitsterven van
geluiden uit de opname zelf en voor een realistisch
en met name ook consequent gevoel van ambiance en
ruimte in het geluidsbeeld.
Door
maatregelen te nemen die de nagalmtijd beperken in de
frequentiegebieden waarin de ruimte dit zelf niet
goed kan, wordt de hoeveelheid indirect geluid
gereduceerd ten gunste van het directe geluidsveld.
Je zou ook kunnen zeggen dat een lange nagalmtijd
beduidend meer reflecties in leven houdt dan goed is
voor een correcte ambiance- of ruimte-indruk, zoals
die in de opname wordt meegeleverd. De ruimte-informatie
van de opname wil men feitelijk horen; de informatie
van de afspeelruimte wil men daarentegen zoveel
mogelijk terugbrengen en ondersteunend
maken voor coherente reflecties.
Het terugtreden van de signatuur van een
afspeelruimte maakt tegelijkertijd het naar voren
treden van echte ruimtelijke
informatie van de opname zelf mogelijk.
Men hoort vaak en mijns
inziens ook wel terecht opgemerkt worden dat het
kenmerk van een werkelijk goede geluidsinstallatie
hieruit bestaat: namelijk dat ze elke opname op zijn
unieke manier ten gehore kan brengen.
Dat is ook precies wat er aan de
hand is: elke opname IS uniek.
Deze kan uniek zijn op veel manieren en kan zelfs "mooi
van lelijkheid" zijn, maar
feit is dat die uniekheid wel
neergezet moet kunnen worden! Dat zal niet kunnen
lukken in een ruimte die voortdurend en luid van
zichzelf doet spreken via een sterke signatuur, die
altijd groter zal zijn dan de subtiele nuances uit de
afgespeelde opname. Die dan ook ondergesneeuwd zullen
raken. En die ook de oorzaak zijn voor het gegeven
dat menig audiofiel alleen
nog aangewezen denkt te zijn op
een handvol zogenaamd echt goede opnames, terwijl de rest
ondraaibaar blijkt te zijn en onterecht afgedaan
wordt als "slechte opname".
Deze tien referentie-opnames (vaak
is het maar 1 nummer van een hele cd!) blijken over
een opname-signatuur te beschikken die toevallig goed
samenvalt met de signatuur van de luisterruimte en
van de apparatuur. En die 10 kunnen dan ook best heel
lekker klinken.
Vervolgens neemt die audiofiel zijn 10
referentieplaatjes altijd mee naar een andere locatie
om ze daar te beluisteren. En om dan meestal te
concluderen dat het daar lang niet zo "lekker"
klinkt als thuis. Hij wijst, zonder scrupules of
hinder door kennis van zaken, zijn eigen hardware aan
als winnaar, onkundig van het feit dat kleuring zijn
referentie en gevangenis is geworden en hem al heel
lang in gijzeling houdt met slechts 10 opnames in de
hele wereld om van te kunnen genieten en om overal
mee naartoe te nemen.
Een treurige en tegelijk
ietwat hilarische situatie, die met name op
audioshows en beurzen kan worden waargenomen...
Het akoestisch vakgebied
manipuleert welbewust de
variabele balans tussen het
directe en het indirecte geluidsaandeel. Door het reduceren
van de breedbandige nagalmtijd blijft er in feite
precies voldoende van het indirecte geluidsaandeel
manifest om volkomen constructief, overtuigend en
evenwichtig bij te dragen aan het totaalplaatje van
de muziekweergave.
Op dit punt aangekomen
doet ook reflectiebeheersing zijn intrede, omdat deze zich
bezighoudt met het verder nabewerken
van het indirecte geluidsaandeel dat mag blijven in een situatie
waarin reeds een beheerste nagalmtijd is gerealiseerd.
Reflectiebeheersing, in de
vorm van het doelbewust toepassen van akoestische
diffusers, is onderwerp voor het nodige dedicated
leesvoer.
Kijk maar op de "Praktijk en Doe-het-Zelf
Pagina" van deze site.
Dat onderwerp zal naadloos op deze materie aansluiten.
Wat is nagalmbeheersing?
Nagalmbeheersing
omvat een pakket toegepaste maatregelen die speciaal
gemobiliseerd worden om een van
tevoren geplande breedbandige nagalmtijd T60 te
kunnen realiseren in een welbepaalde ruimte.
De keuze van de te nemen maatregelen is enerzijds het
resultaat van bewuste keuzes
door de eigenaar, die voor of
tegen een bepaald soort materiaal of maatregel kan
zijn. Het is anderzijds het resultaat van toegepaste
berekeningen en/of metingen die,
mits juist uitgevoerd, niet zullen liegen.
Er kan soms een zeker
spanningsveld aanwezig zijn tussen datgene wat de
eigenaar van een ruimte mogelijkerwijs toegepast kan
en wil zien en datgene wat akoestisch gezien het
meest wenselijk zou zijn om toe te passen.
In een normale rechthoekige muziekruimte heeft men in
principe de beschikking over zes verschillende
oppervlakken die kunnen worden gebruikt voor
akoestische behandelmethoden. Deze kunnen wel of niet
allemaal gebruikt
worden voor nagalmbeheersing. Het uitgangspunt is
altijd dat het beter is
om de benodigde nagalmbeheersing te realiseren middels
behandeling van zoveel mogelijk oppervlakken.
Nagalmbeheersing is uiteindelijk ook gewoon maar een
rechttoe-rechtaan aangelegenheid: er moet eerst
worden vastgesteld hoeveel
overtollige akoestische energie er
moet worden geneutraliseerd. Inmiddels weet je dat
het dan bijna altijd om frequentie-afhankelijke
geluidsenergie gaat, die zich
in diverse gedaantes kan manifesteren binnen de
totale muziekbeleving: door teveel of juist te weinig
laagabsorptie; door een overgedempt of juist een
ondergedempt middengebied of hoog - alleen of in
combinatie met elkaar.
Het
kan allemaal en in elke mengvorm bestaan, maar de
oplossing ervoor is altijd
rechtlijnig:
mobiliseer voldoende (maar
niet teveel!) absorptievermogen...
naar boven