ReadScapes


Een Kwestie van Diffusie

oorspronkelijk artikel door Keith Yates
gepubliceerd in Stereophile, april 1988
vertaling / aanpassing aan actualiteit: ThingMan 2006-2018
deze versie: ©2018 - 15 januari - ThingMan





Dit informatieve en lezenswaardige artikel beschrijft de eerste kennismaking tussen een serieuze hifi-handelaar (Keith Yates) en de Schroeder- of QRD-diffuser.

Gedurende meer dan een jaar paste Yates een door RPG geleverde demonstratieset van QRD-diffusers toe in zijn belangrijkste luisterruimte, en beluisterde in die tijd een veelheid aan luidsprekers.

Het doel van het artikel was om een serie directe A-B vergelijkingen te beschrijven tussen de onbehandelde luisterruimte en dezelfde, middels diffusie behandelde luisterruimte, waarbij gebruik zou worden gemaakt van een goede dwarsdoorsnede van
op dat moment verkrijgbare luidsprekersystemen.








Dit artikel werd al heel wat jaren geleden geschreven (1988), toen RPG net de eerste commerciële diffuser op de markt had gebracht in de V.S. en bijna niemand ooit van de Schroeder-diffusers had gehoord. Inmiddels bevinden we ons, ook in Nederland en België, in een situatie die wel iets is verbeterd qua bekendheid. Echter, de verkrijgbaarheid van diffusers is en blijft een groot probleem. De commerciële partijen kennen hun exorbitant hoge prijzen en de doe-het-zelver doet zijn werk in stilte.

Er zijn niettemin behoorlijk wat audiofielen (en veel studio's) die intussem gebruik gingen maken van diffusie in hun luisteromgeving. Commercieel verkrijgbare diffusers zijn echter altijd mondjesmaat op de markt verschenen.


Ikzelf heb tussen 2004 en 2015 veel moeite gedaan om audiofielen van het nut en belang van goede diffusie te doordringen, simpelweg omdat diffusers aantoonbare en vrij duidelijk hoorbare verbeteringen brengen wanneer ze correct worden ingezet. Ruim 10 jaar experimenten met zelfgebouwde diffusers, alsook bevindingen van gebruikers en testers, leveren gelijkaardige observaties op. Daarbij is het ook zo dat die bevindingen op hun beurt weer grote overeenkomsten vertonen met de bevindingen uit dit door mij vertaalde artikel van Yates.

Voor eenieder die weinig of geen idee heeft wat diffusers nu precies kunnen doen, waarvoor ze ingezet kunnen worden en op welke manier ze deel kunnen uitmaken van een akoestisch totaalplan, bevat dit artikel nuttige informatie.

De tekst van het originele artikel is hieronder in deze kleur weergegeven.
Het door mijzelf toegevoegde aandeel heeft deze
blauwe letterkleur.

















Een Kwestie van Diffusie (1988)

Zoals zoveel andere audiofielen heb ik regelmatig, na afloop van een concert en eenmaal thuisgekomen, de geluidsinstallatie aangezet om vervolgens de rest van de avond door te brengen in morbide overpeinzingen over wat er nu eigenlijk allemaal
ontbreekt aan de muzikale presentatie, in vergelijking met het eerder op de avond beleefde concert.

Iedere muziekliefhebber heeft zo zijn eigen favoriete theorietjes en voor iedere theorie, zo lijkt het, is er een tijd van komen en een tijd van gaan.
Luidsprekerrendement en een groot frequentiebereik waren populair in de jaren 50 van de vorige eeuw, in de hoogtijdagen van de grote Klipsch-hoorns en de James B. Lansing luidsprekers. Een paar jaar later nam de Quad ESL het over, toen transparantie van het middengebied het kaf van het echte koren leek te kunnen scheiden. Aan het eind van de jaren 60 kwam Amar Bose van het M.I.T. tot de conclusie dat de verhouding tussen direct en indirect geluid scheefgetrokken was, en die balans herstelde hij met zijn luidsprekermodel 901.
Jon Dahlquist, Richard Vandersteen en anderen concentreerden zich op
fase- en tijdsproblemen in luidsprekers gedurende de 70-er jaren. In Canada herontwierp Mike Wright de typische elektrostatische luidspreker ten behoeve van maximale slam en dynamiekomvang; hij moest de luidspreker isoleren in een kwetsbare omhulling van een of ander gas om te voorkomen dat de luidspreker zich naar de andere wereld zou kortsluiten. In de buurt van Los Alamos gaf de natuurkundige Alan Hill de veel te grote bewegende massa de schuld en ontwierp een nagenoeg massaloze tweeter die bestond uit een met helium doordrenkt plasma, dat zich in de lucht op het ritme van audiofrequenties uitzette en samentrok.
Terwijl Pass (Threshold), Iverson (Electro Research), Curl (Mark Levinson), Otala en anderen de
lineariteitsproblemen bij versterkers aanpakten, bleef Ivor Tiefenbrun vanuit Schotland maar herhalen dat het front-end (de geluidsbron) het probleem was, om zodoende de draaitafel in het algemeen en de Linn Sondek in het bijzonder een groeistuip te geven.

Zonder de inspanningen van voornoemde en andere pioniers te willen bagatelliseren, is het niettemin mijn lot om te melden dat een merkwaardig uitziend voorwerp, genaamd de "quadratic residue diffuser", kortweg QRD, heel weinig twijfel overlaat over wat nu eigenlijk de luisterruimte onderscheid van de concertzaal, namelijk de akoestische vingerafdruk van de relatief kleine luisterruimte zelf.

Zo ongeveer iedereen zal het beamen: je kunt geen liter kwijt in een kan van een kwart liter, maar ik beweer hier toch juist
wel dat deze diffusers een effectieve manier zijn om van precies deze onmogelijkheid een mogelijkheid te maken. Figuurlijk gesproken natuurlijk...
Je ziet QRD's hier en daar opduiken in opnamestudio's en auditoria, en als je eenmaal ergens hebt geluisterd waar ze aangebracht zijn, zoals het geval kan zijn bij een dealer of een audiovriend, is het vrij waarschijnlijk dat je de eigen luisterruimte zult beschuldigen van actieve belemmering van het streven naar werkelijkheidsweergave, van het opleggen van een sonische handtekening en van het aantasten van het correcte timbre en de juiste herschepping van het geluidsveld, zoals in de concertzaal (
en in de opname!) aanwezig is.


naar boven















Diffusie

Het concept van diffusie is (we schrijven 1988!) relatief nieuw voor de meeste audiofielen. In het algemeen zijn we gewend om te denken dat geluid dat een oppervlak raakt hierdoor ofwel weerkaatst wordt (zoals een biljartbal die door een van de banden wordt weggestoten), of geabsorbeerd (zoals een biljartbal die in een van de pockets valt).

Beschouw diffusie dan op deze manier:

de biljartbal raakt de zijwand en spat ogenblikkelijk uiteen in ontelbare kleine balletjes, die zich over het hele oppervlak van de tafel verspreiden
(zie ook de afbeelding rechts).
Weerkaatsing en (in het bijzonder) absorptie zijn zonder meer nodig om bij het biljarten te kunnen winnen; om de luisteromgeving net zo te laten klinken als een goede concertzaal, zul je daarnaast ook diffusie nodig hebben.


Om te begrijpen waarom dit zo is kun je je bedenken dat het
aankomstpatroon van reflecties bij het oor de hersenen feitelijk voorziet van de informatie die ze nodig hebben om essentiële aanknopingspunten over de luisterruimte te verkrijgen: over de geschatte afmetingen en vorm, en tot op zekere hoogte ook over de behandeling van de muuroppervlakken en andere grote objecten.

Laten we er nu van uitgaan dat je hardware met succes in staat is om uit software van goede kwaliteit de nuances van timbre, afbeelding en akoestische ruimte, zoals die in bijv. de Carnegie Hall aanwezig zijn, te onttrekken. Wat zal er met deze informatie gebeuren
in de eigen luisterruimte?

Het oor/de hersenen worden geconfronteerd met de gegevens van
twee conflicterende akoestische geluidsvelden: enerzijds Carnegie Hall uit de opname, en anderzijds dat van je eigen luisterruimte. Wellicht zou je, als je er lang genoeg op trainde, jezelf zodanig kunnen conditioneren dat je door het veld of de laag van de luisterruimte zelf heen kunt luisteren om uitsluitend "de laag" van Carnegie Hall te horen. (Als dit al mogelijk is dan garandeer ik je dat je het onderwerp zult zijn van verhoogde interesse bij psycho-akoestische onderzoekers.) Op zijn best leer je te leven met de heersende akoestische tweeslachtigheid, die je gedwongen bent te accepteren.

In theorie -- en dit is de unieke verdienste van diffusie -- is diffusie in staat om grote delen van het akoestische geluidsveld, ofwel "de laag van de luisterruimte" te neutraliseren, en wel op een aantal verschillende manieren.


1. Wijzigen van aankomstpatronen voor reflecties.
Allereerst heeft diffusie
invloed op het aankomstpatroon van normale ruimtereflecties, en wel op een manier die het moeilijk maakt voor het brein om zomaar grip te krijgen op deze laag van de luisterruimte. In een onbehandelde ruimte zullen er, in de tijd, duidelijk gedefinieerde energiepieken zijn doordat het geluid reflecteert via harde oppervlakken, en vervolgens aankomt bij het oor. De lokatie van deze pieken op het tijdpad is de informatie die het gehoor/brein gebruikt om uitsluitsel te krijgen over de plaats van de muren, het plafond, de vloer en andere grote oppervlakken.
Dit principe is in de rechtse afbeelding met de luisterdriehoek zichtbaar, alsmede onmiddellijk daaronder, in de grafische weergave van de energiepiek die het oor bereikt.
Vergroot de afstand tussen de luidsprekers en de begrenzingen van de ruimte, en je laat de reflectiepieken later op het tijdpad uitkomen -- dus verder verwijderd in de tijd van het directe geluid. Een sterke akoestische energiepiek op 15ms na het directe geluid betekent een reflecterend oppervlak, een muur bijvoorbeeld, op heel korte afstand. Omdat geluid zich met ongeveer 33cm per milliseconde verplaatst is de padlengte van het gereflecteerde geluid nog net geen 5 meter langer dan de padlengte van het directe geluid. Dit omdat de luidspreker zich vrij dicht bij het reflecterende oppervlak bevindt.

Indien de tijd tussen het directe geluid en de eerste gereflecteerde piek minder dan 10ms is, interpreteert het gehoor/brein combo die informatie als een verstoring of verschuiving van de afbeeldingsscherpte. Dit fenomeen wordt ook wel versmering genoemd, en is de reden dat de ruimtelijke afbeeldingskwaliteit afneemt, naarmate een luidspreker verder in een kamerhoek en dichter voor de wand wordt opgesteld.


Plaats een diffuser op deze reflecterende plek
(= eerste reflectiepunt / -zone) en je zult de energie over een zeer grote hoek verstrooien (in feite gespreid over 180°), hetgeen betekent dat nog slechts een miniem deel van de gereflecteerde energie direct wordt teruggestuurd naar de luisterpositie. De energiepiek daarvan is in de onderste afbeelding rechts te zien.
Ontdaan van de duidelijke 15ms piek zal het gehoor niet in staat zijn om op een juiste manier de locatie van de zijmuur te vinden.
Dit is een cruciale vaststelling!!!


2. Elimineren van flutter-echo.
In de tweede plaats elimineert de diffuser (door breking) irritante flutter-achtige echo's en reflecties. Zij verstoren bijna altijd de weergave onder normale, huiselijke omgevingen. Flutter-echo's - artefacten van reflectieve, parallelle oppervlakken - overschaduwen min of meer de muziekweergave zelf, en versluieren de innerlijke details ervan.

3. Temmen van het kamfilter-effect.
Ten derde temt de diffuser kamfilterachtige kleuring van frequenties, een probleem dat tot nu toe alleen maar (en dan nog voor een betrekkelijk klein deel) door een minutieus tweaken van de fysieke opstelling van de luidsprekers ten opzichte van de begrenzingen van de ruimte kon worden aangepakt. Door het terugdringen van de diepte, en het doen toenemen van zowel de dichtheid als de onregelmatigheid van kamfiltereffecten, zorgt de diffuser ervoor dat de luidsprekeropstelling wat minder kritisch is. Dit impliceert bepaald niet dat er dan geen echte aandacht meer aan hoeft te worden geschonken...

4. Decoderen / ordenen van ambiënte geluidsveldinformatie.
Het vierde, en in aanleg meest opmerkelijke voordeel van diffusie is, dat het 'overspoelen' van de luisterruimte met een diffuus geluidsveld het gevoel van omhulling door en onderdompeling in een muzikaal gebeuren enorm versterkt. Deze ambiënte informatie uit de opname doet de nabijheid en overtuigingskracht van het muzikale gebeuren enorm toenemen. Het staat in schril contrast met het weinig zeggend luisteren naar allerlei sonische trivia op deelgebieden, dat helaas maar al te vaak de luisterervaring tekent.



Samengevat kun je zeggen dat het met diffusie in theorie mogelijk is om een kleine luisterruimte te laten klinken als een zeer goede concertzaal, omdat daar, psycho-akoestisch bezien, exact dezelfde basisingrediënten tegelijkertijd aanwezig zijn:

  • een voldoende grote tijdssprong tussen het directe geluid en de eerste gereflecteerde piek;

  • een afwezigheid van ongecontroleerde galm, flutter-echo en kamfilter gerelateerde kleuring (de typische kenmerken van een (kleine) ruimte thuis);

  • het omhullend (ambiënt) vermogen dat voortkomt uit een rijke, geleidelijk uitstervende nagalmtijd die doordringt tot in de hele ruimte.


De uitdaging bij het ontwerpen van een doeltreffende diffuser is om deze
geen voorkeur voor frequentie, amplitude of voor de hoek van inval en weerkaatsing te laten hebben. Dat is geen gemakkelijke taak, want fysieke structuren werken, akoestisch gezien, uitsluitend binnen beperkte frequentiebanden in het audiospectrum, en eveneens binnen een beperkt bereik van invals- en weerkaatsingshoeken. Daardoor zijn ze in feite slechts effectief voor een klein aandeel van het totale geluid dat erop valt.

Opnamestudio's en soortgelijke omgevingen hebben jarenlang gebruik gemaakt van cylindrische diffusers, maar die zijn tamelijk onhandelbaar en feitelijk zodanig beperkt in hun werkgebied, dat ze meer als een opvallend positief
effect dan als een breedbandig hulpmiddel uitwerken.
Ze zijn ook niet praktisch in huiselijke omstandigheden.
Het nadeel is ook dat diffusie, tot nu toe
(in 1988 waren diffusers juist uitgevonden door Schroeder -- zie ook hieronder), eerder een theoretische dan een praktische oplossing was. Ze moesten nog concreet uitgevonden worden...


naar boven






























hierboven: de eerste reflectiezones op de zijwanden


hieronder: een grafische weergave van de geluidsreflectie
vanaf een onbehandelde eerste reflectiezone (bijv. de zijwand)












hierboven:
een grafische weergave van de geluidsreflectie
vanaf een correct met diffusers behandelde eerste reflectiezone






RPG

Verantwoordelijk voor de allereerste commercieel verkrijgbare breedbanddiffuser is RPG Diffusersystems uit Largo, Maryland (VS).

"De RPG", hun eerste model, was een 60x120x15cm grote en diepe constructie van hout en aluminium. Deze werd direct afgeleid van de bevindingen van Dr. Manfred Schroeder, een Duitse professor in de wiskunde en een onderzoeker uit de "Bell laboratoria", die een akoestische "reflection phase grating" (= r.p.g.) uitwerkte.
Ondanks de ermee samenhangende hogere wiskunde, is deze oorspronkelijke RPG een low-tech uitziende constructie van dunne aluminium dwarswandjes, die een aantal houten segmenten met een gelijke breedte (ongeveer 8cm) en een variabele diepte van elkaar scheiden. De diepte van deze segmenten alsmede de sequentie is, volgens de literatuur, de reden voor de welhaast ideale diffusie-eigenschappen.

De RPG diffusers die ik heb getest kosten $295,- per stuk (1988!) Het betreft het huidge allround-model QRD-734 in 60cm paneelhoogte, te zien in bovenstaande afbeelding.



De afbeelding rechts toont 61cm hoge WaveWeaver diffusers (met een gevouwen diep segment), die tussen 2005 en 2015 werden verkocht.
Dit
"Model-2", in onbehandeld MDF, kostte €80,- per stuk.

De bouwtekeningen en assemblage-instructies voor een reeks van 9 van deze zgn.
"folded-well diffusers" kunnen, speciaal voor zelfbouwers, gratis en voor niets gedownload worden via deze website. Klik de link...


naar boven










commerciële WaveWeaver diffusers uit 2012

De Configuratie

Met telefonische ondersteuning van Dr. Peter d'Antonio, directielid van RPG, paste ik 24 (ik tel er even verderop zelf 32!) van zijn diffusers toe (model QRD-734W) in de belangrijkste luisterruimte van mijn winkel. Het is een dedicated ruimte van ongeveer 5,8m breed, 7m lang en op het hoogste punt iets meer dan 3m hoog; het plafond is een systeemplafond. De muur direct achter de luidsprekers, vanaf nu de voorwand genoemd, is een 55 ton zware constructie van beton, kurk en zand; deze is ruim 60cm dik en 6,1 meter hoog (de bovenverdieping is een opslagruimte). Muren en plafond zijn van beton. In de ruimte staan geen andere luidsprekers dan die welke op dat moment spelen.

In de loop der jaren is op akoestisch gebied het nodige geëxperimenteerd en permanent geïnstalleerd in de ruimte, waaronder een complete Sonex behandeling op de voorwand, talloze ASC tube traps in de hoeken en halfronde tubes langs de zijwanden. Voor een kritische luistertest werden 6 RPG's op ongeveer 40cm boven de grond vastgemaakt op de voorwand. Er werden er 7 langs elke zijwand geplaatst en 12 werden er op elkaar geplaatst om een oppervlak van 4,8x1,8 meter te kunnen maken op ongeveer een meter achter de luisterplaats tegen de achterwand.
Dat was met recht een imposant gezicht. Veel verschillende hoogwaardige componenten werd gedurende meer dan een jaar van evaluatie en luistersessies ingezet (
vanaf eind 1986). De front-ends bestonden uit diverse draaitafel/element combinaties van naam en faam en uit mastertapes en dubs die werden afgespeeld via een gemodificeerde Revox B77. Verder zijn er aan digitale zijde diverse cd-spelers gebruikt. De elektronica omvatte verder Mark Levinson, Conrad Johnson, Spectral, Jadis, Bryston, Audio Research, Krell, Rowland en Accuphase versterkers.

Daarbij maakte ik gebruik van een selectie van luidsprekers die welbekend zijn bij de meeste lezers van Stereophile: de Apogee Diva, Scintilla en Duetta fullrange ribbonluidsprekers, Quad ESL-63 elektrostaten en Magnepan MGIIIa magnetostaten. Verder Kef 107, Vandersteen 2C, Spendor SP-1 en Spica TC50 elektrodynamische luidsprekers. Tot slot gebruikte ik nog twee elektrodynamische luidsprekers die bij de meeste mensen onbekend zijn: de Waveform Luidspreker en de Booth Curvefront II.
Hoewel er nog heel wat andere luidsprekers werden beluisterd, zal ik mijn commentaar beperken tot de bovenstaande modellen, aangezien ze een brede vertegenwoordiging vormen van de diverse gangbare werkingsprincipes, afstraalpatronen en tonale persoonlijkheden die momenteel op de markt zijn.

Voor de formele luistersessies besloot ik gebruik te maken van een Gyrodeck draaitafel, uitgerust met een SME V arm en een Carnegie One element, aangesloten op de Levinson ML7A voorversterker met L3A phonomodules en de Levinson No.23 eindversterker. De versterker werd zorgvuldig gekozen vanwege gebleken bijzondere geschiktheid voor deze test, die zowel een ijzeren greep over de tegendraadse Scintilla vereiste (met een zeer lage impedantie) alsook de finesse om de Quads en Spicas tot hun delicate topprestaties te kunnen brengen. De bekabeling was van Monster, MIT/Brisson en Belden.

Ik riep allereerst mijn opnametechnicus John Oster te hulp voor
het opnemen van het systeem terwijl het zowel met als zonder de diffusers in de ruimte speelde. Een stel nieuwe B&K omni's werden op de luisterpositie geplaatst en aangesloten op de B77 en op een Nakamichi Dragon cassettedeck. Deze opnames luisterde ik achteraf via een Stax Lambda Pro elektrostatische hoofdtelefoon af en vergeleek dit met mijn originele aantekeningen van de luistersessie.

Alhoewel het meer gecontroleerde deel van de test bestond uit
het evalueren van de invloed van de diffusers bij gebruik van diverse typen luidsprekers, is het de moeite waard op te merken dat het inzetten van elk van de genoemde geluidsbronnen, versterkers of kabels in het referentiesysteem weinig tot geen effect had op de resultaten die met de RPG's zelf behaald werden. Met andere woorden, er was geen enkele combinatie van broncomponenten, versterking en bekabeling die resultaten voortbracht die afweken van die uit het referentiesysteem en die in de rest van dit artikel worden beschreven.

Niettemin veranderden de RPG's de sonische omgeving
op manieren die het makkelijker maakten om grip te krijgen op de sound of de geluidskwaliteit van een of ander component. Ze brachten bepaalde eigenschappen van die apparaten voor het voetlicht, die tot dan toe vooral als vage beloftes of voortekenen aanwezig leken. Ik vermoed dat dit komt door het feit dat de diffusers het sonische zwerfvuil in de ruimte verwijderen (kamfiltering en (flutter-)echoverschijnselen) dat anders een aantal van de subtiele eigenschappen van bepaalde componenten maskeert en overschaduwt.

Het is daarom opmerkelijk om te kunnen concluderen dat de diffusers de voorkeur voor bepaalde componenten niet tot een trivialiteitenjacht maakt, maar daadwerkelijke sonische verschillen blootlegt tussen componenten!




naar boven





 

De Bijzonderheden

Ik zal beginnen met het duidelijkste succesverhaal: de
KEF 107.

In de onbehandelde luisterruimte gaf de veelgeprezen 107 blijk van een geblèr en een getoeter dat mijn waardering voor ongecompliceerde stilte alleen maar vergrootte. Na het aansluiten van de luidsprekers en de bijgeleverde equalizer (de KUBE) bekroop mij een gevoel dat even erg of erger moet zijn geweest als het berouw van een koper: ik voelde me alsof ik opgezadeld was met een patiënt met ernstige persoonlijkheidsstoornissen - eentje die bovendien moeilijk te verplaatsen was, veel vloerruimte innam en een hele hoop geld moest kosten.

Nadat de diffusers in stelling waren gebracht was het alsof deze patiënt succesvol een elektroshocktherapie had ondergaan.
Het schelle geblèr had plaatsgemaakt voor een zoetgevooisde en harmonische klankbalans, waartoe ik de luidspreker nooit in staat had geacht. Violen en viola's wierpen het afgeknepen en holle geluid van zich af en het koperwerk... allemachtig.... - ik heb de mute knop maar wat vaak gebruikt, telkens als ze weer dat onverdraaglijke getetter en getoeter lieten horen.

Dit alles liet zich nu van een andere kant horen en had bovendien een niveau van realisme en echtheid gekregen dat ronduit
opvallend was. Het geluidsbeeld had zichzelf simpelweg 'ontkurkt' en geopend naar alle dimensies. De klontering van instrumenten rondom de luidsprekers had plaats gemaakt voor een fraaie afbeelding van instrumenten langs alle drie de assen - links/rechts, voor/achter en boven/beneden.

De ruimte als geheel leek akoestisch
op een aanstekelijke manier van energie te worden voorzien. Vooral bij orchestraal en big-band werk, maar ook bij Dire Straits achtige popmuziek was de uitwerking groots, tastbaar en meeslepend.

Hoewel niet van dezelfde klasse als de veel duurdere Waveforms en Apogee Diva systemen, begonnen deze 107's nu toch te spelen op een manier die iets van de lovende pers- en mond-tot-mond berichten waarmaakte.

Tijdens het beluisteren van deze luidsprekers liep een klant binnen die de 107's had gehoord in de diffuserloze ruimte en hij vroeg, vol ongeloof,
"wat heb jij met die speakers gedaan?"







Kef 107 luidspreker



Dipolair

Ik zal de Apogee en Magnepan luidsprekers op één hoop gooien voor een bespreking, alhoewel er belangrijke ontwerp- en geluidsverschillen tussen beide merken zijn.
Maar allemachtig, wat kan akoestiek teweegbrengen..!

Diffusers trekken zich niets aan van het werkingsprincipe van deze vreemde kostgangers. Omdat het dipolaire lijnbronnen zijn zullen ze voor hun weergavekwaliteit niet alleen
afhankelijk zijn van een zekere nabijheid (!) van de voor- en zijwanden, maar eveneens van de fysieke kenmerken daarvan.
Krachtig absorberende oppervlakken, zoals tapijt, Sonex of andere akoestische schuimproducten beroven deze luidsprekers van hun karakteristieke, levendige en grootse geluidsbeeld, terwijl vlakke, harde wanden voor een duidelijke signatuur en hardheid kunnen zorgen, en tevens een ruimtelijk effect opleveren dat misschien enige tijd interessant, maar verder onnatuurlijk is. Als je het beste uit deze luidsprekers wilt halen, ben je haast veroordeeld om heel lange tijd,
zo niet altijd, met de opstelling te blijven experimenteren.

Hoewel door deze opmerking nu de suggestie gewekt wordt dat het opstellen van dipolaire luidsprekers gemakkelijker zou gaan met diffusers in de buurt, is dat zeker niet het geval! Wel klinkt het makkelijker en sneller erg goed, maar wie het onderste uit de kan wil halen onkomt er niet aan om ook bij toepassing van diffusers nog steeds even diepgaand met de opstelling bezig te zijn.
Juist bij dipolen, en juist omdat ze zo duidelijk al die kleine, maar betekenisvolle verschillen kunnen laten horen!


Met diffusers in stelling veranderde de hardheid van de vlakke wand in een evenwichtiger verdeelde ontplooiing van de achterwaartse geluidsgolf door de hele ruimte heen.
"Evenwichtiger verdeeld" slaat zowel op de tonale balans (d.w.z. geen pinnige of selectieve kleuringsverschijnselen) als op de ruimtelijke balans (geen hot spots meer).

De Diva en de Duetta van Apogee oefenden een meedogenloze greep uit op de muziek, gekoppeld aan een bijzonder rijke ambiance - een totaal omhullend effect - dat de luisteraar dichter naar het podium toe brengt, en bovendien in een grotere en akoestisch meer uitnodigende ruimte. Het algehele energieniveau van het geluid in de ruimte leek te zijn
toegenomen.

De verandering had invloed op de wijze waarop men muziek beleeft en ervaart! De noodzaak om het geluid te ontleden maakt organisch plaats voor het zich koesteren in geluid.

Afgezien van een algehele verbetering van de bekende deelaspecten van de muziek, veranderen diffusers eveneens de manier waarop muziek, als totaliteit, wordt beleefd en ondergaan, vooral door steeds opnieuw met succes de indruk te wekken dat met elke opname die in de speler verdwijnt ook een totaal andere ruimte hoorbaar wordt.


Opnames zoals Gary Karr's Albinoni Adagio, de oude Rachmaninov Symphonic Dances op Vox Turnabout en Ernest Bloch's Schelomo op Mercury Living Presence ontrafelden een concertzaalakoestiek die je niet alleen wilde, maar ook
kon aanraken. Eerder gemaskeerde en ondergedompelde details in de orchestratie, toonzetting en aanzet werden nu gepresenteerd met een tastbaarheid en plaatsbaarheid die regelmatig een nieuw gevoel voor verhouding en heelheid brachten bij weergave van complexe orchestrale muziek.

Bij heel wat opnames vloeide de muziek met een "rollende" of "sprekende" hoedanigheid de ruimte in bij de Diva of Duetta met de RPG diffusers. Ik heb nooit eerder ergens Apogees gehoord die ook maar in de verte benaderden wat ik aan gloedvolle betrokkenheid aan ze kon onttrekken in deze met diffusers behandelde ruimte.

Voor wat betreft de transformatie die de Duetta Signature mij persoonlijk brengt, dankzij de correcte opstelling en goede diffusie, vormt bovenstaande omschrijving een goede samenvatting. Het is op de zolderruimte met de schuine wanden (foto hiernaast) mogelijk om ondergedompeld te worden in een geluidsveld, dat alle uithoeken van de ruimte vult en waarin de breedte, diepte en hoogte van het geluidsbeeld de fysiek sterk beperkende vorm van die ruimte volledig overschrijd. Grote ruimtes klinken ook als grote ruimtes; een intiem podium dichtbij verschijnt ook werkelijk tastbaar voor de luisteraar.

Met de Apogee Scintilla en de Magnepan MG IIIa was er eveneens een opmerkelijke verbetering in de met diffusers uitgeruste ruimte, maar nooit getransformeerd tot de eenzame hoogte waarop de Divas, de Duettas, de Quads en de Acoustats speelden. Ze waren in plaats daarvan wel
volledig zichzelf, minus een aantal typische onhebbelijkheden, en ze creërden daarbij een duidelijk overtuigendere, meer opwindende ruimtelijkheid om zich heen.

Met alle beluisterde dipolaire luidsprekers leek de muzikale presentatie volledig van het oppervlak van de luidsprekers los te komen, om vrij in de ruimte te bewegen en daar meer realistische vormen
aan, en posities in te nemen.
Hier moet opgemerkt worden dat de diffusers ook verbetering brachten in het droge midhoog van de MG IIIa's, dat daardoor een vollere en meer harmonische verlichting van violen, viola's, klarinetten en trompetten kon neerzetten.
Eigenaren van de diverse Apogee en Magnepan (en andere dipolaire lijnbron-)luidsprekers zullen waarschijnlijk een flinke cluster van RPG's op de voorwand willen plaatsen
(zie de foto rechts) en wellicht ook op de zijwanden in de eerste reflectiezone.
Doorgaans zal dit ook de correcte plaatsing van dit type luidsprekers vergemakkelijken.


naar boven




Apogee Diva (boven) en Magnepan met PRD-diffusie erachter (onder)





Apogee Duetta Signature (onder) met QRD- en PRD-diffusie erachter


Meer Luidsprekers

In de
onbehandelde luisterruimte leden de
Booth Curvefront II luidsprekers, die gebruik maken van een selectie van Dynaudio units, aan tonale inconsistentie van laag tot hoog. Hoewel zeer krachtig en "fysiek" voor wat betreft het hele toonbereik, slaagden ze er jammer genoeg nooit in om de luisteraar (tot) rust te brengen en in de muziek te laten zinken. Ze hadden de onhebbelijkheid om een opname die over een groots podium beschikte ineen te laten schrompelen tot twee kleine boxen en om datgene wat er dan van overgebleven was als een megafoon richting de luisteraar te tetteren.

Met de RPG's werden de Curvefront II's een ietwat ander verhaal, met een gulle en soms rechtuit gemakkelijke presentatie, en ze wisten op zijn minst de indruk te wekken van een naadloze overgang van octaaf naar octaaf, die eerder nog heel veraf leek. De megafoonklank maakte plaats voor een bijna dipoolachtig vermogen om alle uithoeken van de kamer zonder moeite te kunnen 'uitlichten'. Een nasale, rondzingende kleuring werd vervangen door een natuurlijker timbre rondom allerlei mannelijke stemsoorten.

De aanpassing - wederom meer een '
transformatie' - van de ruimte was hier opvallend effectief en wederom veronderstel ik dat de significante zijwaartse en andere off-axis afstraling van de Booth luidsprekers het ware potentieel van het middengebied had overdreven en vervormd in de onbehandelde ruimte.



 

De Quad ESL 63 luidsprekers waren altijd al veel meer verleidelijk dan indrukwekkend. Door het schijnbaar vergroten en verlevendigen van de ruimteakoestiek werden de Quads ietwat meer extravert, kregen meer autoriteit en toonden zich minder schuchter. Zeker, het blijven nog steeds verleiders, maar dan wel van het wat meer kordate type! De echtheid en natuurlijkheid van goede opnames maakt vrolijk en trekt de luisteraar dieper in de voorstelling.

De akoestische afbeeldingen die in de ruimte lijken te hangen (altijd een sterk punt met de Quads) werden gecomplementeerd door een bredere en diepere soundstage, een duidelijk minder droog klinkende akoestiek en
een verslavende sensatie van zich middenin de actie te bevinden (betrokkenheid en overtuigingskracht).

Zuiver analytisch luisterend zou je kunnen zeggen dat de veranderingen zich bijna uitsluitend op
ruimtelijk gebied afspeelden, alsmede in de indruk die hun akoestische vermogensafgifte maakte (ze klonken alsof ze aangesloten waren op een meer assertieve versterker). Dit komt waarschijnlijk omdat de Quads, zelfs in de onbehandelde luisterruimte, van zichzelf al zo vrij waren van tonale afwijkingen, versmeringen en andere problemen - allemaal problemen die de RPG's bij de meeste andere luidsprekers met zoveel succes kunnen beheersen.

Luisterend op een meer natuurlijke (emotionele) manier vertegenwoordigden de RPG's niettemin een enorme stap voorwaarts in de richting van de werkelijke
live-ervaring van deelname aan de oorspronkelijke muzikale gebeurtenis. Dit kwam terug in veel opnamen, ongeacht het genre of de technische kwaliteit van de muziek. Misschien heeft dit te maken met hun unieke, elektronisch gestuurde richtingskarakteristiek: de luidspreker produceert zeer weinig energie buiten de luisteras, voornamelijk om te voorkomen dat er een onvoorspelbare wisselwerking optreedt met nabijgelegen oppervlakken en muren. De ruimtelijke kwaliteiten van de RPG's leken de teruggetrokken persoonlijkheid van de Quad van nieuwe energie te voorzien op een bruikbare en bovenal flatteuze manier.


naar boven





Met of zonder de bijbehorende actieve subwoofer (de 2W) klonken de Vandersteen 2C's altijd al zeer coherent en geloofwaardig in de luisterruimte. Vanaf het punt dat ze echter 98dB of meer geluidsdruk worden geacht te leveren gaat het hogere middengebied / de lagere treble een beetje glazig en grof klinken, een gevolg van ofwel de beperkingen van de luidsprekerunits, ofwel van de ruimteakoestiek - ik kon dat nooit goed helder krijgen.
De RPG's brachten aan het licht dat
de ruimte hiervoor verantwoordelijk was, en niet de luidsprekers. Met de complete diffuserconfiguratie lieten de Vandersteens horen dat ze aardig luid kunnen spelen in een voor deze luidsprekers behoorlijk grote ruimte, zonder enig teken van tekortschieten, compressie of stress.

De diffusers leken de reeds aanwezige scherpe samenhang en definitie van de ruimtelijke afbeelding van de 2C's niet te veranderen, maar ze
verpakten die afbeelding zogezegd in een grotere, warmere en meer levendige ambiënte ruimte. Ongekleurd, ook op hogere geluidssterktes.

Dit waren de ondubbelzinnige en evidente verbeteringen.
Zuiver commercieel bezien ondervonden we dat de verkoop van de 2C's dramatisch steeg gedurende de evaluatieperiode waarin de luidsprekers permanent in de grote luisterruimte waren opgesteld. De diffusers hadden geen merkbaar effect op het geluid van de bijpassende subwoofer, maar lieten wel horen dat het bijbehorende scheidingsfilter zeer onbevredigend werkte (condensatorwaarde niet correct).





De afbeeldingskwaliteit van de Spendor SP1 was altijd al een sterk punt, voor wat betreft vulling van het centrale deel van het geluidsbeeld, zelfs zonder de luidsprekers in te draaien. Met de diffusers op hun plek leek de ruimte rondom de instrumenten letterlijk toe te nemen tot ruim buiten de zijmuren. De luidsprekers leken de gehele ruimte van geluidsenergie te voorzien, en niet alleen het gebied tussen en achter de luidsprekers zelf. Zoals ook met de Divas, Duettas, Vandersteens en Quads het geval was, leken de diffusers ook hier vaak het algehele muzikale energiepeil in de ruimte te verhogen. De diffusers veranderden niet het typische hogere basgeluid (de plukkarakteristiek) dat hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt wordt door de dunne kastwandconstructie van de luidspreker, en niet door een akoestische verschijnsel in verband met de ruimte.







De Spica TC50 luidspreker verging het op dezelfde manier; ze klonken veel groter dan ze eruit zien (het is een vrij kleine monitor-achtige luidspreker), terwijl ze de vrij grote luisterruimte relatief gemakkelijk vulden.
Met diffusers in de ruimte werd de trebleweergave tonaal wat zoeter en vriendelijker en ruimtelijk dieper.





We komen nu toe aan de complexe en raadselachtige, 17000 dollar kostende Waveform luidsprekers. Ze lijken nog het meest op een afgeplatte pyramide in Art Deco stijl. Deze bijna 100 kg zware rauwdouwer is voortgekomen uit onderzoek dat werd verricht in "the National Research Council's facility" in Ottawa, Canada. Er werd gezocht naar een ontwerp dat onder gecontroleerde dubbelblind testomstandigheden consequent alle andere kandidaten zou overtreffen - een compromisloos ontwerp dus. De luidspreker is niettemin verrassend conventioneel: één 30cm woofer, twee 13cm woofers, een softdome tweeter en een ribbon supertweeter.
Een actief scheidingsfilter wordt meegeleverd en de luidspreker vereist bi-amping.

Dit zou de eerste keer worden dat de luidspreker in de showroom van een dealer in de V.S. zou spelen, en de ontwerper maakte zich zorgen over de invloed die de diffusers op het geluid zouden kunnen hebben. Aangezien ik al de nodige positieve resultaten had ervaren met de andere luidsprekers en met de achterliggende theoretische beginselen, vroeg ik me af of de ontwerper zich wellicht niet alvast wilde indekken tegen de mogelijke ongunstige uitkomsten van de luistersessies.

We stuurden de luidsprekers aan met de Levinson No.23 voor het midden en hoog en de stoere Bryston 4B voor het laag en kwamen erachter dat de ontwerper zich niet voor niets zorgen had gemaakt.....

Laat me eerst het goede nieuws delen:
zonder de RPG's bezaten de Wavefront luidsprekers die typische, voorwaartse, grijp-je-bij-de-keel presentatie, die je vanuit het midden van de zaal ineens bij de dirigent op zijn platformpje plaatste. De muziek klonk vurig, enthousiast en stevig geworteld, ongeveer zoals een lokale drumband die triomfantelijk terugkeert naar huis na een lange tournee, terwijl ze bij thuiskomst joviaal een vrolijke smartlap spelen die iedereen kent. De basweergave was gul en weelderig en relatief vrij van zwaarte. Tot een niveau van ongeveer 100dB werden er eersteklas dynamiekgradaties neergezet, die herinnerden aan de mammoetontwerpen uit het vroegere JBL-tijdperk (de 30cm woofers blijken van deze firma te zijn).

De Waveforms zetten aardig afgebakende zijkanten van het podium neer, maar werden ook voorzien van kritische kanttekeningen vanwege een ondiep en ietwat onduidelijk voor-achter perspectief. Ik ben een tijdje bezig geweest met het opheffen van een stukje hardheid in het hogere middengebied die, zo bleek later, veroorzaakt werd door een minimale misrekening in het scheidingsfilter en waarschijnlijk versterkt werd door de zijwanden. Al met al was de totale muzikale presentatie toch groter dan de som der delen. Hier stond een stel luidsprekers die zeker hun aantrekkingskracht op liefhebbers van een lekkere sound zouden hebben, mits zij tevens bereid waren om daarvoor wat finesse en subtiliteit op te geven.

Met de RPG's klonken de luidsprekers consistenter en steviger, maar gek genoeg riepen ze daarbij minder betrokkenheid op. Hoewel ik akoestisch gezien meer betrokken raakte bij de muziek - ondergedompeld in het geluidsveld in feite - werd ik emotioneel vreemd genoeg niet echt warm of betrokken. Van dit verschijnsel werd ook melding gemaakt door andere luisteraars, die niet van tevoren met de ontwerper hadden gesproken over zijn verwachting dat deze luidsprekers niet goed met de diffusers zouden samenwerken. Het geluidsbeeld werd groter en geloofwaardiger en zelfs het piekerige hoge middengebied leek zijn harde randje te verliezen, maar deze "verbeteringen" waren zogezegd van een nogal a-muzikale aard.

Na enkele maanden de Waveforms in de met diffusers behandelde ruimte te hebben beluisterd nam ik hierover contact op met
"Dr.Diffuser" d'Antonio, en ook hij moest erkennen dat hij geen directe verklaring voor het fenomeen had. De ontwerper kon er niet meer van zeggen dan dat de speakers waren ontworpen om te worden opgesteld in een behoorlijk reflecterende, woonkamerachtige omgeving. En dat is dus ook het geval: de onbehandelde ruimte klinkt in wezen beter dan dezelfde ruimte met een complete diffuserconfiguratie bij deze luidspreker.


naar boven














Het Grote Plaatje

Zonder enige twijfel deden de diffusers meer aan het verbeteren van de algehele muzikale ervaring in de luisterruimte dan elke voorgaande maatregel, of het nu gaat om het aanbrengen van Sonextegels op de voorwand en vooraan langs de zijwanden, of het opstellen van tube traps in de hoeken.

De reductie van sonisch afval, het naar voren brengen van wat eerst nog obscure innerlijke details en onduidelijke sonische achtergrondinformatie was, het opmerkelijke gevoel van omhulling door een muzikaal gebeuren
plus de waarneming dat de begrenzende muren wel neergehaald lijken te zijn, droegen allemaal bij aan een verhoogd besef van betrokkenheid en aanwezig zijn bij de muzikale presentatie.

De resultaten die verkregen werden in deze grote luisterruimte konden worden gereproduceerd in een kleinere aangrenzende luisterruimte.
Deze ruimte heeft een lager plafond en een enigszins onaangename sonische signatuur, die tot op zekere hoogte geneutraliseerd kon worden door de installatie van een "Owens-Corning vloer-tot-plafond behandeling" van de voorwand.

In de tijd dat de diffusers hier "geparkeerd" stonden (terwijl we in de grote ruimte met de A-B vergelijkingen bezig waren) werd het geluidsbeeld op dezelfde wijze getransformeerd als in de grote ruimte.




Slotgedachten en enkele Vragen

Omdat de meeste audiofielen - consumenten, winkeliers, fabrikanten, recensenten en critici - eraan gewend zijn om "audio-oplossingen" de meer gangbare vorm aan te zien nemen van apparaten die op een plank kunnen worden neergezet, kunnen worden aangesloten, beluisterd en afgerekend, om dan (achter)in de auto mee naar huis te worden genomen, bestaat er een kans dat de diffuser nooit de aandacht krijgt die hij ruimschoots verdient.

Gedurende mijn evaluatie van één jaar introduceerde een prominent high-end bedrijf de RPG-diffusers bij een handvol geselecteerde dealers op de Chicago CES. De feedback die ze kregen leek uit te wijzen dat de meeste audiofielen nooit zoiets zouden kopen dat zo onhandig, kostbaar en esthetisch onaantrekkelijk was als de RPG diffusers,
ondanks overduidelijke en vaak dramatische verbetering van de kwaliteit van de muzikale presentatie. Dat geeft te denken...
De ervaring leerde me in de jaren tussen 2005 en 2015 dat diffusers in een woonomgeving niet zo vaak zouden worden toegepast. In een dedicated luisteromgeving zouden ze echter in grote aantallen worden toegepast, vanwege de positieve uitwerkingen die ook in dit artikel al werden aangehaald.

Het lijkt onwaarschijnlijk dat we nog veel werkelijk betekenisvolle audio-vooruitgang zullen gaan meemaken,
tenzij en totdat we afrekenen met de fundamentele akoestische beperkingen van de gemiddelde luisterruimte of luisteromgeving. Ik zou daarnaast willen benadrukken dat ik, om het aantal variabelen in de test te beperken, bewust heb vermeden om andere akoestische behandelingen samen met de diffusers toe te passen, zoals Sonex, of de ASC tube traps.

Toch is inmiddels gebleken dat diffusers wel degelijk op hun best zijn als onderdeel van een groter akoestisch totaalplan, waarin ze het aspect van reflectiebeheersing voor hun rekening kunnen nemen, terwijl de andere producten (zoals tube traps en andere breedbandabsorbers) daarin ook een rechtmatige plaats innemen en rol vervullen, namelijk die van nagalmbeheersing.


Deze RPG-diffusers lijken weinig tot geen effect te hebben in het gebied onder 150Hz, waar tube traps of afgestemde basstraps nuttig kunnen zijn voor het nivelleren van drukopbouw in de hoeken.
De ervaringen die in de afgelopen 20 jaar door mijzelf werden opgedaan, zowel in de eigen luisteromgeving alsook bij andere gebruikers van QRD-diffusers, wijzen erop dat diffusers met een effectieve maximale segmentdiepte van meer dan 20cm een bruikbare en positieve bijdrage kunnen leveren aan de wijze waarop het lage middengebied wordt gepresenteerd. Dit vertoont meer definitie en contour, en integreert beter met het totale geluidsbeeld. Ook het laag onder 150Hz lijkt baat te hebben bij diffusers met een diepte van meer dan 15cm. In zijn algemeenheid wordt nagenoeg altijd waargenomen dat de laagweergave aan kracht en impact wint dankzij diffusie. Door inzet van extra diepe diffusers (max. segmentdiepte >20cm) achter de luisterplaats ontstaat in grotere ruimtes ontegenzeglijk een meer homogeen klank- en ruimtebeeld in het lage middengebied en het laag.

Ondertussen heeft RPG een eigen lijn van producten gelanceerd, waaronder de ABFUSOR, een breedbandabsorber die ook diffusie levert, en de DIFFRACTAL, een fractale QRD-diffuser die een geschaalde mini-diffuser in elk segment heeft ingebed, en op die manier een zeer groot diffusiebereik realiseert dat vanaf ongeveer 300Hz tot boven 20kHz doorloopt.

Tussen 2005 en 2015 leverde ik zelf onder de merknaam "WaveWeaver" een viertal verschillende QRD diffusermodellen, variërend in maximale segmentdiepte, en daardoor ook in paneelbreedte. Het juiste model is afhankelijk van de plaats waar het ingezet wordt; het is niet zo dat de diepere of juist de ondiepere diffusers beter zijn. Het maximale werkgebied van een QRD-7 diffuser (en dat zijn alle in dit artikel besproken diffusers!) omvat ongeveer 3,5 oktaaf. Afhankelijk van de plaats waar de diffuser wordt ingezet wordt het bijpassende werkgebied gekozen.
Voor meer leesvoer over diffusers, ook zelfbouw, klik
HIER en HIER.

De vraag doet zich voor of gelijksoortige resultaten behaald hadden kunnen worden toevlucht te nemen tot zulke akoestische hulpmiddelen, bijvoorbeeld door middel van actieve elektronische manipulatie van het muzieksignaal in het amplitude- en/of tijdsdomein. Tot op heden is mijn ervaring dat de op de markt zijnde middelen niet in dezelfde mate in staat zijn om de wanden van een ruimte akoestisch te laten verdwijnen, simpelweg omdat zij de normale akoestische aanknopingspunten die de relatief kleine ruimte auraal definiëren fysiek intact laten.

Ze plaatsen er, in het gunstigste geval, nog
een tweede set van aurale aanknopingspunten overheen, die een grotere ruimte moet suggereren. Het is niet zo vergezocht om er in die situatie vanuit te gaan dat de mentale dissonantie door het ontvangen van verschillende sets van akoestische aanknopingspunten er bij een aantal luisteraars toe zal leiden dat er verwarring en luistermoeheid op gaat treden. Met de bestaande elektronische hulpmiddelen blijft de tijdsduur die ligt tussen het directe geluid en de eerste reflecties ervan altijd die van een kleine ruimte; de gemanipuleerde, meer fijnmazige en langere staart van nagalm die elektronisch aan het geluid wordt toegevoegd suggereert weliswaar een grotere ruimte, maar dit wordt inderdaad meer gesuggereerd dan overtuigend beleefd. Ongetwijfeld komt er een dag dat het reflectiepatroon in een muziekruimte elektronisch kan worden gemanipuleerd, maar tot die tijd is de diffuser een uniek akoestisch hulpmiddel dat nog niet door iets anders lijkt te kunnen worden vervangen.

Er is twijfel of diffusers wel een goede prijs/kwaliteit verhouding bieden. Ze zijn kostbaar, want erg arbeidsintensief. Ook kan de eindafwerking prijstechnisch duurder zijn dan het onbehandelde paneel zelf.
Toch zijn er maar heel weinig component- of accessoire upgrades die qua resultaat ook maar in de buurt kunnen komen van de uitwerking van goede diffusie. Bovendien is de uitgave eenmalig: diffusers verhuizen mee naar een volgende luistersituatie, want ze zullen ook daar hetzelfde trucje kunnen doen.
De vraag blijft natuurlijk of relatieve massaproductie ertoe kan leiden dat de productiekosten van RPG diffusers lager gaan uitvallen, en daarmee ook de prijs voor de consument. Zoals het er nu bij staat kun je een paar duizend dollar richting RPG verstrooien om in een typische woon- of luisterruimte thuis de resultaten te krijgen die ik hiervoor beschreef.
Bij zelfbouw ontstaat een geheel ander plaatje: voor een fractie van de kosten (25% of minder bij RPG!) kun je zelf diffusers bouwen. Het hierboven al aangehaalde leesvoer over diffusers is zinvol als basis. Tevens zijn via het leesvoer diverse ontwerpen van QRD-diffusers voor zelfbouw te vinden, zowel klassieke ontwerpen alsook ontwerpen met een gevouwen segment.


D'Antonio merkt op: "uiteindelijk kiezen we bewust voor het gebruik van hout, een materiaal dat de duurtest van de tijd kan doorstaan." Het is hard, relatief vrij van signatuur en kan voldoende stevig gebouwd worden om resonantie uit te sluiten.
Ondanks de fraaie afwerking en degelijke constructie van de diffusers denk ik dat er vast wel iemand zal komen die de grondstoffen los inkoopt en de RPG-ontwerpen gaat kopiëren, zo goed en zo kwaad als het gaat. D'Antonio wijst erop dat er een budgetversie aan zit te komen.
Hiernaast zie je een bouwpakket-diffuser van Decware.

Tegen meerprijs zijn verschillende uitvoeringen van de RPG diffusers verkrijgbaar, onder andere in plexiglas, met melamine, gelakt op RAL-kleur en in diverse houtsoorten. Tenslotte is het zo dat RPG's meest waardevolle bijdrage er waarschijnlijk uit bestaat dat ze brede aandacht weten te vestigen op het akoestisch herwaarderen van bestaande luisterruimtes, maar ook op de eerstvolgende stap voorwaarts:
de aanleg van doelgerichte muziekomgevingen en -ruimtes in huis. Dat is de volgende grens voor high-end om te overschrijden en deze bevindt zich bij uw eigen drempel (dat was in 1988 in de V.S. zo en het is thans hier in Europa ongeveer zo).





















een zelfbouw diffuser van bijna 200 kilo...




















een bouwpakket voor een zelfbouwdiffuser


De belangrijkste reden voor de fatsoenlijke verkoopprijs van SoundScapeS' WaveWeaver diffusers was destijds simpel: genoegen nemen met een wat minder grote, maar nog altijd ruim bevredigende winstmarge. De markt in Nederland en België moest immers het fenomeen van diffusie nog leren kennen.

Een tweede reden is het gegeven dat de diffusers in ruw MDF worden geleverd, een optie die tegenwoordig ook bij RPG diffusers mogelijk is (die dan nog altijd een meer dan tweemaal zo hoge prijs hebben). Het afwerken (lakken) van een diffuser laat de prijs sterk toenemen; wie een stuk of 10 panelen aanschaft kan overwegen om ze zelf met de hand te schilderen of te (laten) spuiten; dat is nog best te overzien...

Een derde reden is de vereenvoudigde constructie van een zogenaamde "Folded Well Diffuser" (FWD) zoals de WaveWeaver diffusers. Doordat het diepste segment wordt gevouwen is er minder materiaal vereist, waardoor ook een minder diep eindproduct ontstaat met niettemin dezelfde specificaties als een 35-40% dieper paneel van het klassieke QRD-ontwerp.

Het kan ook bijna niet goedkoper; een goed diffuserontwerp is vooral een arbeidsintensief product! De belangrijkste vereiste voor een goede diffuser blijft altijd dat deze stevig, kierloos en resonantievrij in elkaar steekt, en daarbij zo hard en reflecterend mogelijk moet zijn (eindafwerking). Elke houtverbinding moet zowel gelijmd als geschroefd worden.
Dit maakt het nogal arbeidsintensief om houten diffuserpanelen te bouwen.


naar boven





WaveWeaver prototype "HighRange"
afm.: 20x7cm
werkgebied: 850-10.000Hz




Appendix 1:
Herwaarderen van de Luisterruimte

Sonex (en andere akoestische schuimvarianten, incl. fotopanelen) en ASC tube traps (of andere modulaire basstraps) zijn wellicht de meest bekende akoestische behandelmethoden voor de muziekliefhebber in zijn huiselijke omgeving. Maar de succesvolle herwaardering van een luisterruimte vereist in wezen meer diffusie dan breedbandige absorptie en doorgaans heeft ook het aanpakken van laagfrequente problematiek een prioriteit. Alvorens geld uit te gaan geven is het daarom wel nuttig om te begrijpen wat het is dat je precies tracht te bereiken.

Het doel van de makeover van een muziekruimte is over het algemeen om de karakteristiek akoestische signatuur of vingerafdruk van de kleine ruimte te neutraliseren, en deze te vervangen door de ruimte, de warmte, de levendigheid en het omhullend vermogen van een goede concertzaal of auditorium.


Breedbandige absorptie kan de aanknopingspunten wegnemen die voortdurend
"kleine ruimte!" schreeuwen tegen de hersenen van een muziekluisteraar, doordat ze de vroege reflecties van nabijgelegen oppervlakken elimineren, en zo het brein misleiden omtrent de werkelijke afmetingen van de luisterruimte. De beste plaatsen voor dergelijke absorbers zijn de eerste reflectiezones op de verschillende muur- en plafondoppervlakken.

De tweede taak, het creëren van een geluidsveld dat
"grote ruimte!" roept, vereist diffusie, in het bijzonder in die gebieden opzij van en achter de luisterplaats en bij dipolaire luidsprekers vooral ook op de voorwand.

De ideale diffuser vangt een uitgebreid gebied aan akoestische energie op en verstrooit dit op een niet-frequentie gerelateerde, en niet-spectraal gerelateerde
(de looptijden betreffende) wijze door de hele ruimte heen, en doet dit op een manier die onafhankelijk is van de hoek van inval van de oorspronkelijke energie.

Door het elimineren van harde vroege reflecties via vlakke wanden en oppervlakken, en het overspoelen van de luisterruimte met ambiënte akoestische energie (mits voldoende over de ruimte verdeeld oppervlak is behandeld) bevordert de diffuser de regelmatige en logaritmisch uitstervende nagalmtijd die ook de beste concertzalen kenmerkt. Slechte concertzalen, en bijna alle onbehandelde luisterruimtes thuis, hebben te lijden onder een onvoorspelbare energie/tijdcurve, als gevolg van ontoereikende diffusie van het daarin opgewekte geluidsveld en/of ongunstige afmetingsverhoudingen (ratios) van de ruimte. In het ideale geval neemt de nagalm spectrumbreed af tot een niveau van -60dB binnen ongeveer 500ms (RT60=0,5s).

Er is één audiofiele oneffenheid aan dit verhaal over de beproefde en klassieke wijze van het herwaarderen van de luisterruimte. Veel, wellicht zelfs de meeste audiofielen, bezitten of streven naar het bezit van luidsprekers die polaire afstraalpatronen hebben die uitgaan van een reflecterende, maar niet van een absorberende ruimte in de onmiddellijke nabijheid.
De meeste dipoolluidsprekers, zoals die van Quad, Magnepan, Apogee, Martin-Logan, Acoustac en Infinity IRS werpen evenveel akoestische energie naar achteren als naar voren. Een aantal andere luidsprekers, zoals de Ohm Walsh units, Bose 901, ESS/Heil air motion transformers en andere niet nader genoemde modellen moeten het ook van een afwijkend afstraalpatroon hebben dan de monopool, om hun karakteristieke geluid te kunnen neerzetten.

Door het aanbrengen van
teveel absorptie in de nabijheid van dipolaire luidsprekers en de overige afwijkende types worden de vanuit het ontwerp bedoelde tonale en ruimtelijke eigenschappen verstoord, aangezien de reflectie van dit geluidsveld via de voor- en zijwanden een doorslaggevende rol speelt bij het realiseren van het muzikale potentieel van dergelijke luidsprekers. Om deze reden is het doorgaans raadzaam om de absorbers te vervangen door diffusers (die uiteindelijk slechts speciale reflectoren zijn voor het geluid) achter en onmiddellijk opzij van de luidsprekers, of om diffusers te mengen met breedbandabsorptie op genoemde oppervlakken.



Toine Dingemans, 15 januari 2018.



naar boven